Discriminatie is een van de allerbelangrijkste wereldthema’s die de mensheid probeert tegen te gaan. Toch maken vleeseters zich dagelijks, zo niet meerdere keren per dag, schuldig aan discriminatie. Vaak zonder het door te hebben. Telkens weer staat het morele bewustzijn uit en wordt er niet nagedacht welke handeling wordt verricht. We harken vlees naar binnen zonder na te denken wat dat ene biefstukje of dat ene worstje precies betekent. Zelfs niet wanneer we de tanden tegen botten van kippen zetten, of als de hond naast tafel toekijkt hoe zijn baas stukken van een ander dier naar binnen propt. Het is de hoogste tijd dat we inzien dat vlees eten gelijkstaat aan discrimineren. Maak kennis met het Speciësisme, een term die vele levens heeft veranderd én zal veranderen.
In Nederland hebben de meeste mensen een huisdier, voornamelijk honden of katten. Die eten we niet op. Deze huisdieren hebben een hogere status dan andere diersoorten. Onder andere koeien, varkens en kippen hebben deze status niet, zij belanden zonder pardon op het bord om opgegeten te worden. Al deze dieren zijn of waren levende wezens, met een waarnemingsvermogen en de capaciteit tot het voelen van psychische en lichamelijke pijn. Door te kiezen welke dieren je wél en niet eet, discrimineer je automatisch. Je maakt onderscheid op basis van soort: de koe eten we op, maar van de hond blijven we af.
Deze scheve verhoudingen worden als temeer duidelijk wanneer we verder uitzoomen. In China eten ze wél hond en kat, terwijl in India de koe heilig is verklaard. Het is cultureel gebonden welke dieren waar gegeten worden, schijnbaar besluit de ene groep mensen een specifieke diersoort wél te eten terwijl een andere groep dat niet doet. Maar hoe zou het voelen wanneer we in Nederland honden op de barbecue gooien? Of kattenvlees in de vitrines van supermarkten hebben liggen? Is het dan plotseling schokkend? De toekenning van een status is ongegrond en willekeur, de kenmerken van het ene dier zijn niet op zichzelf belangrijker dan die van de ander. Het maken van onderscheid schuurt daarom aan alle kanten.
De discriminatie op dieren wordt ook wel het ‘Speciësisme’ genoemd, een term bedacht door de Engelse schrijver Richard Ryder en later groot gemaakt door de Australische filosoof Peter Singer. Bij het Speciësisme kijkt men niet naar een individueel dier op zichzelf, maar wordt er gewezen naar de soort. Het maakt niet uit hoe het dier eruit ziet: mooi of lelijk, rustig of druk, aanhankelijk of op zichzelf. Dit zijn dieren die naar het slachthuis gaan om hun soort. Zij krijgen een gruwelijke behandeling, waar andere soorten van worden uitgesloten. Het gaat tegen de menselijke waarden in om de één te slachten en de ander een leven lang bij je thuis te gunnen. Discrimineren is op welke manier dan ook onacceptabel, dus óók op het maken van onderscheid tussen dieren.
De meeste mensen zijn schuldig aan het Speciësisme zonder dit door te hebben, toch is het nu tijd om de realiteit onder ogen te zien: vlees eten is discrimineren. Bij elke hapje vlees maak je je schuldig aan onrechtvaardig onderscheid. Niet langer deel willen maken van deze slechte handeling is simpel. Je stopt per direct met het eten van vlees. Dat klinkt voor sommige mensen extreem, maar het is wél de enige juiste beslissing. De meest radicale vorm van anti-Speciësisme is het veganisme, een vorm waarin elk onnodig gebruik van een dier wordt ontweken. Toch is het stoppen met vlees al een enorm goede en reële stap. Je houdt op met het maken van onrechtvaardig onderscheid en draagt niet langer bij aan onnodig leed.
Als anti-Speciësist ben je tegen dieren discrimineren en behandelen we elk dier gelijk. Een hoge of lage status bepaalt niet hoe we omgaan met een diersoort. Het bijdragen aan onrechtvaardig onderscheid en leed is áltijd slecht. Of het nu een kip, hond, varken, kat of koe is. Ik eet geen van allen, omdat ik tegen discrimineren ben. Jij toch ook?