Vervroegen Californische Primary kan Amerika ingrijpend veranderen
• 28-12-2018
• leestijd 3 minuten
Op een na grootste staat van Amerika qua inwoners begint aan een interessant politicologisch experiment
Als één van zijn laatste daden als gouverneur van Californië heeft Jerry Brown zijn handtekening gezet onder het wetsvoorstel om
de Primary van California te vervroegen van juni naar maart 2020. De reden is simpel en begrijpelijk: als grote staat is Californië het beu om slechts te kunnen kiezen uit de left-overs van kleine staten als Iowa en New Hampshire.
Historisch gezien gaf Californië zelden de doorslag bij de selectie van de presidentskandidaat. In 1964 bleef het heel lang spannend en kreeg Barry Goldwater pas definitief de nominatie na winst in Californië. Vier jaar later echter koos de partij voor Nixon terwijl Californië voor Reagan ging. Bij de Democraten won Bobby Kennedy dat jaar Californië en veel partijgedelegeerden stonden vervolgens op het punt om hem te steunen. Maar een kogel zorgde ervoor dat we er eindeloos over kunnen blijven speculeren of hij uiteindelijk zou hebben gewonnen.
Verder was de Californische primary eigenlijk nooit iets om aandacht aan te besteden. Zowel de Republikeinen als de Democraten bepaalden hun definitieve keuze al eerder in het jaar. Tegen de tijd dat Californië mocht stemmen had dat eigenlijk al geen zin meer. In 2008 was winst voor Clinton in Californië nádat Obama eigenlijk al binnen was een symbolisch verlies om over na te denken, maar meer ook niet. Niemand geloofde dat Californië in november niet op Obama zou stemmen.
Kortom het is begrijpelijk dat Californië meer invloed wil door de primary te vervroegen. De gevolgen daarvan zijn echter behoorlijk onoverzichtelijk en potentieel ingrijpend: allereerst is Californië één van de grootste en duurste staten om campagne te voeren. Om daar te kunnen winnen moet je al flink wat naamsbekendheid hebben en vooral heel veel geld. Neem een kandidaat als Bill Clinton in 1992 of nog beter: Jimmy Carter in 1976. Die kwamen boven drijven nadat ze het goed deden in kleine staten in het Noordoosten en Middenwesten. Vervolgens kregen ze naamsbekendheid en geld en wonnen ze landelijk. Maar als een van de eerste races meteen zo’n dure is filtert dat de minder bekende en armere kandidaten er al snel uit.
Californisch links Een ander bijeffect is een ruk naar links, of beter: een ruk naar Californisch links. En dat is misschien niet hetzelfde links als dat van Pennsylvania, Michigan of Illinois. De kans bestaat dat kandidaten die geschikt zijn voor Californië in een vroeg stadium de toon zetten, waardoor de partij als geheel de aansluiting met een ander deel van de achterban mist.
Maar het tegenovergestelde effect is ook denkbaar: dat kandidaten proberen een boodschap uit te dragen die in beide regio’s aanslaat omdat de campagnes elkaar overlappen. In dat geval wordt de (vermeende?) kloof tussen het conservatieve Middenwesten en het latte linkse Californië overbrugd.
En het leuke is: er is nu alvast één kandidaat die geknipt lijkt te zijn om zo’n campagne te voeren en dat is Beto O’Rourke. Net als Bobby Kennedy in 1968 graag naar boze blanke ‘backlash- voters’ in Indiana en Nebraska ging om ze persoonlijk uit te leggen waarom hij begreep dat zwarten en studenten in opstand kwamen, zo durft O’Rourke in kleine zaaltjes uit te leggen waarom hij begrip heeft voor knielende sporters aan mensen die daar zelf niet direct begrip voor hebben. Dat soort lef en openhartigheid is denk ik de enige manier om kloven te overbruggen en nieuwe coalities te sluiten.
Republikeinen Het vervroegen van de Californische primary kan helemaal veel impact hebben op de Republikeinse selectieprocedure: In de jaren ‘60, ‘70 en ‘80 woonden er veel Republikeinen in Californië en had de staat daardoor de nodige invloed op de richting van de partij. Mettertijd veranderde dat en werd Texas verhoudingsgewijs dominanter. Dat maakte de partij sociaal conservatiever terwijl het van oudsher weliswaar economisch conservatief was maar sociaal vrij liberaal. Reagan bijvoorbeeld was zeer gekant tegen belastingen en overheidsbemoeienis, maar nam als gouverneur wetten aan om discriminatie van homo’s tegen te gaan.
Door Californië meer invloed te geven op de selectie van de Republikeinse kandidaat wordt die partij mogelijk weer wat meer richting het sociaal liberalisme getrokken. Maar ook dat staat zeker niet vast. Er zijn namelijk nog maar zo weinig Republikeinen in Californië over dat dat mogelijk nogal onwrikbare rechtse personen zijn. Hun invloed op de Republikeinse nominatie vergroten is dus zeker geen garantie voor een ruk naar links. Al met al begint Californië dus aan een interessant politicologisch experiment, met mogelijk zeer ingrijpende gevolgen.