Het is te hopen dat de geschiedenis zich niet herhaalt want na de Eerste Wereldoorlog en de pandemie van de Spaanse Griep volgde een grote economische teruggang die bekend staat als de malaise
Veel economen proberen de moed erin te houden door een snelle opleving van de economie te voorspellen zodra de laatste coronaprik is geplaatst. En misschien wel eerder. Ze verwijzen daarbij naar de roaring twenties , een periode van ongekend optimisme in de westerse landen, nu een eeuw geleden. Bij WNL Op Zondag maakte de economisch journaliste Anna Dijkman zich tot tolk van dit gevoel al plaatste ze gaandeweg het interview wel een paar kanttekeningen.
Het is te hopen dat de geschiedenis zich niet herhaalt want na de Eerste Wereldoorlog en de pandemie van de Spaanse Griep volgde een grote economische teruggang die bekend staat als de malaise. De orderboeken van de grote bedrijven raakten leeg. Werkgevers reageerden met loonsverlagingen. Stakingen tegen dit beleid mislukten een voor een, vaak na bittere strijd. Regeringen schakelden over op een bezuinigingsbeleid. Bij ons werd de werkweek – sinds 1919 45 uur – verlengd naar 48 uur. In 1923 trad de antirevolutionaire partijleider Hendrikus Colijn als minister van Financiën toe tot het christelijke kabinet Ruys de Beerenbrouck. Hij scherpte onmiddellijk het reeds bestaande bezuinigingsbeleid aan. De Volkskrant noemde de troonrede van dat jaar “somber en gedrukt van toon”. Colijn bezuinigde op de sociale verzekeringen en bracht de steun aan werklozen onder bij de Armenwet, zodat ze voortaan bij hun gemeente moesten aankloppen. Daarnaast verlaagde hij bij de overheid alle lonen en salarissen met twintig procent. Het mes ging in tal van subsidies. Als klapstuk op de veiling kwam er voor 30 miljoen gulden aan nieuwe lasten bij. Dat is vergelijkbaar met een kleine kwart miljard euro van nu. Dankzij dit soort maatregelen bereikte de begroting in 1926 een evenwicht. Saillant detail: koningin Wilhelmina en koningin-moeder Emma lieten weten dat zij graag financiële offers wilden brengen in de strijd tegen de bezuinigingen. Dit heeft – zoals wij weten – zich onder de Oranjes niet tot een familietraditie ontwikkeld.
De wereldwijde economische malaise begon eind 1924 weg te ebben. Pas toen begonnen de roaring twenties of zoals de Duitsers het noemden Die goldenen Zwanziger Jahre. In 1929 kwam aan deze feestelijke periode met de ineenstorting van Wall Street abrupt een einde. Bedenk wel: op de beurs ontwikkelt zich net als een eeuw terug opnieuw een bubbel. Datzelfde geldt voor het onroerend goed. En er ligt een enorme schuldenberg. Die kenden de jaren twintig ook. Alle oorlogvoerende landen hadden de krijgsverrichtingen met geleend geld gefinancierd. De verliezers moesten daar bovenop onmogelijk hoge herstelbetalingen verrichten. Duitsland leende daarvoor extra geld in de Verenigde Staten, dat in die jaren überhaupt ‘s-werelds grootste schuldeiser was.
De korte roaring twenties waren dan ook economisch op zand gebouwd. Men liet de bonnetjes na het feest staan voor de volgende keer tot het niet meer ging.
Ik wou dat ik het mooier kon maken, eerlijk waar…
Voor het overige ben ik van mening dat de toeslagenaffaire niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de kwestie rond het Groningse aardgas evenmin.
Het orkest van Dajos Béla uit Berlijn: Do the black bottom for me, 1928