Wanneer we discutabele straatnamen zien als historische verwijzing blijft ook ons foute verleden zichtbaar op straat en kunnen we niet wegkijken
Kunstenaar en toneelschrijver Wim T. Schippers liet veel van zijn verhalen afspelen in de Niersteenweg, in het Ziektekwartier. Een fictieve locatie gelegen in het eveneens fictieve Rochelten. U begrijpt het al, we hebben hier met humor te maken. Dat is voor de meeste mensen direct duidelijk omdat een straatnaam als Niersteenweg natuurlijk nooit echt zou bestaan. Niemand wil immers wonen in een straat die naar een nare kwaal is vernoemt. Maar in welke straat willen we eigenlijk wel wonen?
Was enkele jaren geleden geschiedenis enkel interessant voor cultuurliefhebbers en boekenwurmen, thans speelt ons verleden, ons nationale erfgoed, een centrale rol in het debat over maatschappelijke verhoudingen, emancipatie van minderheden en identiteit. We kijken opnieuw actief naar het verleden en we proberen historische gebeurtenissen een plek te geven in de werkelijkheid van nu. Op zichzelf is dat nooit anders geweest; mensen kijken altijd met een hedendaagse bril naar het verleden. Een objectieve geschiedenis is onmogelijk te schrijven.
Generaal Spoorlaan Nationale helden vallen van hun voetstuk en ja, ook straatnamen moeten er aan geloven. Vorige maand vroeg een actiegroep aan de diverse gemeenten met een ‘Generaal Spoorlaan’ die naam te veranderen. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat deze militair een zeer discutabele (lees: gewelddadige) rol in Nederlands Indië gespeeld heeft. En zo past de Generaal Spoorlaan in het rijtje met de Coentunnel en de Witte de Withstraat. De vraag rijst of we nog willen wonen in een straat die de naam draagt van iemand die het vereren niet (meer) waard is. Niet zo’n vreemde vraag; de laan die in Amsterdam na de oorlog naar Stalin werd vernoemd heeft die naam ook niet erg lang gehouden.
Woongenot Onder historici lijkt er veel protest te zijn tegen het massaal hernoemen van straatnamen. Althans, protest tegen het voorstel om dat te doen, want het daadwerkelijk zuiveren van straatnamen is nog niet aan de gang. Het belangrijkste argument voor het behoud van een ‘foute’ straatnaam is dat een fout verleden ook onderdeel is van ons verleden. En dat hoeven we niet te gaan ontkennen door het uit het straatbeeld te verbannen. Dat is een zeer legitiem argument. Daar komt nog eens bij dat het niet altijd even evident is hoe we de daden van een historisch figuur moeten duiden. Ten slotte hoor je al snel het (gemakkelijke) argument dat je dan wel “half Nederland moet gaan hernoemen”.
Ook dat is theoretisch waar. Hoeveel straten zijn er bijvoorbeeld niet vernoemd naar Middeleeuwse machthebbers, graven, gravinnen en ridders met bloed aan hun handen? De Graaf Florislaan (slachtte in de 13e eeuw de Friezen af), de Jacoba van Beierenweg (aanvoerder tijdens de beruchte Hoekse- en Kabeljouwse twisten, 15e eeuw) en niet te vergeten de onvermijdelijke Karel de Grotestraat (Karel hakte rond het jaar 800 de Moren in de pan en pleegde zo’n beetje genocide op de Saksen). Gek genoeg heb ik in Nederland geen Balthasar Gerardsplantsoen kunnen vinden. In zijn Franse geboortestad is die er wel.
Toch maken we ons niet druk over Karel de Grote en wel over Jan Pieterszoon Coen. Simpelweg omdat een herbenadering van de ‘Gouden Eeuw’, het koloniaal verleden en de daarbij horende uitbuitingspraktijken, voor onze samenleving van belang is. Blijft de vraag of dat ook betekent dat een straatnaam moet wijzigen. Nabestaanden van de slachtoffers van ons koloniale verleden voeren nog altijd een strijd voor een gelijkwaardige positie in onze samenleving. Voor hen is een historische held als Coen geen held en zeker geen historie. Het is een symbool van ongelijkheid die nog altijd aanwezig is. En nee, die mensen willen terecht niet wonen in een straat die met zijn naam een symbool van ongelijkheid vereert.
Zijn de leden van de protesterende actiegroepen dan allemaal inwoners van een straat met een discutabele naam? Nee, dat niet. Kernpunt is dus niet hun particuliere woongenot. Dat hoeft ook niet, het gaat immers om een breder principe: het vereren van een ‘fout’ verleden, middels straatnamen.
Eren of gedenken? Toch gebruikte kunstenaar Wim T Schippers niet voor niets enge ziektes en kwalen als straatnaam in zijn fictieve Ziektekwartier, waarin zich overigens ook een Toon Hermansziekenhuis bevond. Waarom moet een straatnaam per se leuk, gezellig en onomstreden zijn? Misschien moeten we af van het idee dat een straat per definitie naar een persoon vernoemd is om deze persoon te eren. Vergelijk het met het Nijmeegse Plein 1944. Deze naam verwijst naar het dramatische bombardement van Nijmegen. Het gedenkt oorlogsgeweld, zonder het te eren. Wanneer we discutabele straatnamen zien als historische verwijzing blijft ook ons foute verleden zichtbaar op straat en kunnen we niet wegkijken. Sterker nog, een foute straatnaam kan een symbool van historische herbezinning worden. Straatnaambordjes kunnen eindeloos door actievoerders beklad, beschadigd en ontvreemd worden. Dat zou ik aanmoedigen. Zo worden ze onderdeel van een levendige discussie. Het Piet Heinplein is de ideale plaats voor een protestmanifestatie. De geschiedenis is nooit af. Het ‘toen’ is nu.
Commissies die over straatnamen beslissen zijn over het algemeen huiverig voor het al te snel reageren op actuele maatschappelijke behoeften. Anders waren er nu waarschijnlijk tientallen Pim Fortuynstraten geweest. Er zijn zeker uit het verleden aanpassingen bekend, zoals de eerder genoemde Stalinlaan in Amsterdam. De Niersteenweg van Wim T. Schippers is altijd fictie gebleven. Wel is er inmiddels werkelijk een Toon Hermansziekenhuis. Ik wacht nog op het Balthasar Gerardsplantsoen.