Als we eenmaal accepteren dat een deel van onze bevolking een tweederangs status krijgt, waar trekken we dan de grens?
Soms zie je een voorstel voorbij komen dat zo stuitend is, dat het bijna niet te geloven is dat dit in de Tweede Kamer besproken wordt, laat staan dat het een meerderheid haalt. De motie van VVD-Kamerlid Bente Becker – waarin wordt gevraagd om de gegevens over culturele en religieuze normen en waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond bij te houden – is zo’n dieptepunt. Niet alleen inhoudelijk, maar ook in de giftige boodschap die het uitzendt. Dit is geen poging om iets te verbeteren. Dit is politiek in zijn meest cynische vorm: groepen verdelen, angst voeden, en zondebokken aanwijzen om falend beleid te verdoezelen.
Laten we eerlijk zijn: wat probeert deze motie eigenlijk te bereiken? Het is niet gebaseerd op nieuwsgierigheid of feiten. Het is framing, puur en simpel. Het stuurt een giftige boodschap de samenleving in: Nederlanders met een migratieachtergrond zijn niet gelijkwaardig. Ze zijn verdacht, afwijkend, en horen er niet echt bij. Het is een verkapte manier om tweederangs burgerschap te institutionaliseren. Dit is geen beleid, dit is karaktermoord, verpakt in een politieke agenda die alleen maar wantrouwen zaait en groepen tegenover elkaar zet. Het doel? De aandacht afleiden van de echte problemen: een woningmarkt die onleefbaar is, een zorgsysteem dat op instorten staat, en een groeiende ongelijkheid die hele generaties kansloos achterlaat.
Voor zover het gaat om het bestrijden van onverdraagzaamheid, vindt mevrouw Becker mij altijd aan haar zijde. Intolerantie moet worden bestreden. Maar suggereren dat de waarden van Nederlanders met een migratieachtergrond gemonitord moeten worden, doet het tegenovergestelde. Het plaatst mensen met een migratieachtergrond in een verdacht hoekje, terwijl de waarden van voetbalsupporters die racistische leuzen scanderen, of de waarden in gesloten religieuze gemeenschappen zonder migratieachtergrond buiten schot blijven.
Wanneer vroeg een Kamerlid voor het laatst om een onderzoek naar de normen en waarden van Nederlanders met een hoog inkomen die belasting ontwijken? Of naar de ethiek van bedrijven die willens en wetens onze planeet uitputten? Waar is de vraag naar de morele standaarden van vastgoedinvesteerders die gezinnen uit hun woningen jagen? Of een discussie over politici die met mooie woorden onze rechtsstaat uithollen?
Deze motie kiest een makkelijke zondebok voor alles wat misgaat. Het is goedkoop. Het is laf. Het is gevaarlijk. Als we eenmaal accepteren dat een deel van onze bevolking een tweederangs status krijgt, waar trekken we dan de grens? Wat blijft er dan nog over van onze rechtsstaat?
Elke keer dat dit soort moties worden ingediend, wordt de deur verder opengezet naar een samenleving waar sommige Nederlanders minder rechten hebben, minder waard, minder, minder ‘echt’ Nederlands. Dit soort politiek creëert geen oplossingen; het creëert verdeeldheid. Het vergroot vooroordelen en drijft mensen uit elkaar. En het ergste? Het leidt ons af van de werkelijke crises die we zouden moeten aanpakken: een woningmarkt die vastzit, een zorgstelsel dat piept en kraakt, struturele discriminatie en een groeiende ongelijkheid die hele generaties de kans op een waardig bestaan ontneemt.
Wat had de Kamer écht moeten bespreken? Hoe we zorgen dat ieder kind dezelfde kansen krijgt, ongeacht afkomst. Hoe we structurele discriminatie op de arbeidsmarkt aanpakken. Hoe we eindelijk investeren in een samenleving die iedereen vooruithelpt in plaats van mensen buitensluit. Maar dat vereist lef. Lef om de vinger niet naar anderen te wijzen, maar naar de systemen die mensen klein houden. Lef om te bouwen aan vertrouwen in plaats van wantrouwen te voeden.
Aan de indieners van deze motie: stop met politiek van verdachtmaking. Stop met het afleiden van de echte problemen. En bovenal: stop met het ondermijnen van wat Nederland werkelijk sterk maakt – solidariteit, vertrouwen en gelijkwaardigheid.
Want als deze koers niet verandert, verliezen we meer dan een debat. Dan verliezen we het Nederland dat we samen zouden moeten bouwen.