Pro-islam of anti-islam, partijverboden zijn altijd omstreden
“In Duitsland zou een partij als de PVV niet zijn toegelaten.” Deze uitspraak van PvdA-coryfee Frans Timmermans zorgde ruim een jaar geleden voor flinke ophef. De huidige minister van Buitenlandse Zaken zei dit op een bijeenkomst over de toekomst van onze democratie. Daarbij benadrukte hij dat hij geen enkele partij wil verbieden. Dat laatste is minder vanzelfsprekend dan het lijkt.
Nog geen zestien jaar geleden werd in Nederland een partij ontbonden. Bij onze zuiderburen ging in 2004 een grote partij ter ziele na strafrechtelijke veroordeling. En bij onze oosterburen buigen rechters zich momenteel over een verzoek tot een partijverbod. Het gaat hierbij steeds om partijen met uitgesproken anti-Islamstandpunten. Interessant genoeg wordt in Islamitische landen het partijverbod juist ingezet tegen pro-Islampartijen. Egypte bijvoorbeeld stemt vandaag en morgen over een nieuwe grondwet, waarin alle religieuze partijen zijn verboden. Maar pro-Islam of anti-Islam – partijverboden zijn altijd omstreden.
Een grote partij die wordt ontbonden na een vonnis van de rechter. Dat gebeurde in België in 2004, nadat drie organisaties met banden met het Vlaams Blok waren veroordeeld wegens overtreding van anti-racismewetgeving. Het Vlaams Blok, destijds tweede partij in Vlaanderen en de grootste in Antwerpen, hield op te bestaan. Vijf dagen na de uitspraak maakte de partij een doorstart onder de naam ‘Vlaams Belang.’ In de nieuwe partij waren vrijwel alle Vlaams Blok-politici actief. Partijvoorzitter Frank Vanhecke bezwoer dat het Vlaams Belang een exacte kopie zou zijn en geen ‘Vlaams Blok light.’ In de eerstvolgende verkiezingen zette het Vlaams Belang de opmars van haar voorgangster onverminderd voort. De laatste jaren is de partij in verval geraakt, maar het lijkt er niet op dat de gerechtelijke strijd tegen de partij hieraan heeft bijgedragen. Eerder het tegendeel: de partijtop buitte destijds de media-aandacht voor de rechtszaak kundig uit. Duitsland In Duitsland werd in 2012 bekend dat drie extremisten zeker negen allochtonen hadden vermoord. Nadat twee van de drie seriemoordenaars actief bleken te zijn geweest in de Nationaaldemocratische Partij (NPD) werd de roep om een partijverbod almaar luider. Opmerkelijk is dat al eerder is geprobeerd om de NPD te verbieden. Dertien jaar geleden startte de regering van toenmalig bondskanselier Schröder een procedure tegen de partij, samen met de Bondsdag en de gezamenlijke Duitse deelstaten. Deze verbodspoging faalde in verband met de inzet van informanten. De partij bleek tot op het hoogste niveau geïnfiltreerd door tientallen personen die werden begeleid en betaald door verschillende geheime diensten. Niet duidelijk was in hoeverre belastende verklaringen gingen over de NPD zelf en in hoeverre over de informanten. Het bevoegde gerecht besloot na twee jaar de zaak af te blazen. De Duitse autoriteiten stonden in hun hemd.
Een hernieuwde poging lag dan ook niet voor de hand. Maar nadat de seriemoorden aan het licht waren gekomen hebben de gezamenlijke Duitse deelstaten vorige maand toch weer om een partijverbod gevraagd. Ditmaal hebben regering en Bondsdag geweigerd mee te werken. Dit zal ermee te maken hebben dat ze de kans op een nieuwe mislukking hoog inschatten. Aan electorale prikkels om een NPD-verbod te vragen is in ieder geval geen gebrek: een opiniepeiling in 2011 wees uit dat meer dan driekwart van het Duitse electoraat positief stond tegenover zo’n verbod; minder dan een vijfde (19%) was tegen. Enerzijds wordt een partijverbod in dit geval dus vrij breed gedragen. Anderzijds is er nog flinke weerstand. Het betreft hier immers een extreme situatie: het gaat om een antidemocratische splinterpartij, vaak negatief in de media, waarvan een fors deel van de leden een strafblad heeft, in een land met een beladen verleden. Zo bezien is het opmerkelijk dat zelfs in die situatie 19% van de bevolking zich uitsprak tegen een partijverbod. Afscheidingsbewegingen Eerder zijn in Duitsland een ultrarechtse en een ultralinkse partij verboden. Vier jaar na het verbod op de Socialistische Rijkspartij (SRP) in 1952 werd ook de Communistische Partij (KPD) verboden. Het KPD-verbod kwam tot stand onder grote druk van de centrumrechtse regering-Adenauer en is altijd zeer omstreden geweest. Ook in andere landen zijn partijen die door een verbod worden getroffen vaak ultrarechts of juist ultralinks. Zo zijn fascistische partijen verboden in Italië en Oostenrijk, en communistische partijen in bijvoorbeeld Griekenland, Letland, Litouwen, Rusland, Tsjechië en Turkije. Een derde categorie verboden partijen zijn politieke takken van afscheidingsbewegingen. Verboden separatistische partijen zijn bijvoorbeeld drie Baskische partijen in Spanje, een Macedonische partijorganisatie in Bulgarije en de aan de IRA gelieerde Sinn Féin en Republican Clubs in Noord-Ierland.
Een vierde soort verboden partijen is religieus georiënteerd. In Rusland is een christendemocratische partij verboden. Tot de verboden partijen in Turkije behoort een machtige Islamitische volksbeweging genaamd Welvaartspartij (RP). Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens achtte dit partijverbod gerechtvaardigd. Het Hof erkende dat religieus fundamentalisme een legitieme reden is om een partij te verbieden en wees erop dat fundamentalistische partijen in sommige landen daadwerkelijk de macht hadden gegrepen. Interessant genoeg was de RP een jaar voor haar verbod in 1998 nog de grootste partij van het land en leverde zij de premier. Bovendien lijkt de partij in veel opzichten op de partij die de Turkse politiek vandaag de dag domineert, de Partij voor Rechtvaardigheid en Ontwikkeling (AKP). Zowel de huidige premier als de huidige president van Turkije is AKP-lid en vroeger lid geweest van de RP. De AKP heeft de politieke strijd voortgezet van de RP tegen voorstanders van een strikt seculiere samenleving. Die voorstanders zijn onder andere te vinden in de Turkse legertop.
Vergelijkbare situaties doen zich voor in Algerije, Egypte en Tunesië. In Algerije was verdenking van moslimfundamentalisme een reden om het Islamitisch Reddingsfront (FIS) aan te pakken. Ingrijpen van het Algerijnse leger na de verkiezingsoverwinning van het FIS in 1991was hierbij cruciaal. Ook in Egypte, waar het Moslimbroederschap op democratische wijze aan de macht was gekomen, greep het leger in. Dat gebeurde vorig jaar, met als argument dat de democratie moest worden beschermd tegen moslimfundamentalisten. Deze week wordt in Egypte gestemd over een nieuwe grondwet, waarin religieuze partijen expliciet zijn verboden. In Tunesië werd een Islamitische partij ook veruit de grootste bij de meest recente verkiezingen. Deze partij, de Renaissancepartij (Ennahda), was toen net weer een paar maanden gelegaliseerd. Ondanks haar klinkende zege is de positie van de partij in de huidige politieke situatie aldaar ongewis. Terecht of niet, streng-Islamitische partijen lopen een flink risico om verboden te worden. Meer algemeen hebben partijen in minder ontwikkelde democratieën meer kans op een verbod, zoals vergelijkend onderzoek in Afrika heeft uitgewezen.
Kans op mislukking Terug naar Nederland. Zullen hier binnenkort partijen worden verboden? In een gevestigde democratie als de onze komt het partijverbod nauwelijks voor. Maar toch. Nog in 1998 werd de Centrumpartij ’86 door de rechter aangemerkt als een criminele organisatie en vervolgens ontbonden. Zo’n twintig jaar eerder is een –mislukte– poging gedaan om de Nederlandse Volksunie (NVU) te verbieden. Die acties sluiten naadloos aan bij de strafvervolging van partijleiders als Joop Glimmerveen, Hans Janmaat en Geert Wilders op basis van anti-discriminatiewetgeving. Sinds de vrijspraak van Wilders in 2011 zijn zulke juridische middelen niet meer ingezet tegen Islam-kritische partijen. Gezien de commotie na Timmermans’ uitspraak zal dit wel zo blijven. Partijen die wel moeten uitkijken zijn ultralinkse en ultrarechtse partijen. En eventuele separatistische en pro-Islampartijen. Maar ook bij zulke partijen zal terughoudendheid worden betracht. Al was het maar omdat de kans dat een verbodspoging (half) mislukt levensgroot is: Vlaams Blok, NPD, RP, NVU… de autoriteiten weten nu in ieder geval hoe het níet moet.
Delen van deze bijdrage zijn gebaseerd op wetenschappelijk werk van mijn collega’s Angela Bourne, Jan Erk, Christof Hartmann, Joerg Kemmerzell, Anika Moroff en Peter Niesen.