Het eten van vlees is niet noodzakelijk voor het belijden van een geloof
Een verbod op onverdoofde slacht moet niet worden ingevoerd volgens de Raad van State. De Partij voor de Dieren gaat een tweede poging wagen om dit voor elkaar te krijgen. Volgens de Raad gaat dit voorstel in tegen de vrijheid van godsdienst. Er zijn in Nederland zowel joden als moslims die onverdoofde slacht als onderdeel van hun religie zien. Als tegenargument beroept de Partij voor de Dieren zich op het dierenleed. Ook de schade aan het milieu is een reden om het af te schaffen. Er lijkt sprake te zijn van een dilemma tussen de godsdienstvrijheid en deze laatste argumenten. De Raad van State heeft een verkeerde keuze gemaakt in dit dilemma.
Vrijheid van godsdienst is een van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving. Tolerantie voor andermans religie en vrijheid om die te belijden kent echter grenzen. De grens wordt in onze samenleving bepaald door wat de Engelse filosoof John Stuart Mill in On Liberty het schadebeginsel heeft genoemd: jouw vrijheid houdt op waar die van een ander begint. In simpele taal: je mag doen wat je wil totdat je een ander tot last bent. Zelfs zuster Clivia snapt dit.
Onverdoofde slacht gaat voorbij deze grens en moet dus verboden worden. Het staat buiten kijf dat onverdoofde slacht veel schade aanbrengt bij het dier. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit oordeelde daarom in 2015 al dat het beter zou zijn als onverdoofde slacht geheel verboden zou worden. Geheel, omdat het voor bijna iedereen al verboden is. Alleen voor religieuze slacht wordt een uitzondering gemaakt. Dit is opvallend. Normaliter geldt in het recht het principe van gelijke monniken, gelijke kappen. Dit gaat kennelijk niet op in het geval het over daadwerkelijke monniken (lees gelovigen) gaat. Gelovigen mogen volgens de wet dieren pijn en stress aandoen, terwijl andere burgers dat, terecht, niet mogen. Het is tijd om gelovigen die onverdiende en onrechtvaardige uitzonderingspositie te ontnemen.
Het is helemaal niet gek om schadelijke uitingen van religies te verbieden. Stelt u zich eens voor dat een groep Maya’s uit de grotten in Limburg te voorschijn zou komen en mensenoffers zou willen brengen. Dan zouden we dat niet toestaan. Zij zouden hun religie slechts mogen uiten tot het in strijd is met het schadebeginsel. Hier kan tegenin worden gebracht dat het in dit voorbeeld om het leed van mensen gaat en het huidige voorstel van de Partij voor de Dieren over niet-menselijke dieren gaat. Die tegenwerping heeft geen kracht als er rekening wordt gehouden met huidige inzichten in de overeenkomsten tussen mens en dier. De wetenschap heeft allang aangetoond dat niet-menselijke dieren intelligenter en gevoeliger zijn dan men dacht in de tijd dat huidige religies ontstonden. We dienen naar dit voortschrijdend inzicht te handelen. Waar het oordeel van de Raad van State dan ook op berust is een minachting van het leed van dieren.
Het eten van vlees is ook nog eens niet noodzakelijk voor het belijden van een geloof. Het feit wil namelijk dat een mens, ook een gelovig mens, prima zonder vlees kan. Ik ben al jaren vegetariër en ik kan u zeggen dat er goede alternatieven zijn voor het eten van vlees. Ze zijn bij iedere Nederlandse supermarkt te verkrijgen. Ze zijn niet minder lekker en door daarop over te stappen breng je als consument ook nog eens minder schade toe aan het milieu. Het verbod op onverdoofde slacht is dus duidelijk geen verbod om moslim of jood te zijn. Met de alternatieven die voor handen zijn kunnen zij nog altijd zonder enig probleem hun geloof belijden. Het verbod op onverdoofde slacht is echter wel een einde aan onnodig dierenleed en de onrechtvaardige uitzonderingspositie van gelovigen. Het parlement zou dan ook verstandiger moeten zijn dan de Raad van State. Schaf deze onrechtvaardige uitzonderingspositie voor gelovigen af!