Verbeter de positie van slachtoffers, maar doe het goed!
• 27-02-2012
• leestijd 3 minuten
De positie van slachtoffers in het strafproces heeft de afgelopen dagen veel belangstelling gekregen
Verschillende voorstellen om de positie van slachtoffers in het strafproces te verbeteren zijn gelanceerd. Dat is toe te juichen. Maar zijn al deze voorstellen echt in het belang van slachtoffers? Dat is volgens de werkgroep seksueel geweld van de Vereniging voor Vrouw en Recht Clara Wichmann, die zich ten doel stelt het belang van slachtoffers van zedendelicten te behartigen, niet bij alle voorstellen het geval, zeker niet waar het gaat om een kwetsbare groep als de zedenslachtoffers.
De Raad voor de Rechtspraak lanceerde drie concrete voorstellen: een eigen plek voor slachtoffers en hun advocaat in de rechtszaal, een opsplitsing van het strafproces in twee delen en de mogelijkheid om de vordering tot schadevergoeding op een simpele manier door te geleiden naar de civiele rechter.
Over de vaste plek voor het slachtoffer in de rechtszaal niets dan goeds mits de wens van het slachtoffer om anoniem in het publiek te zitten altijd wordt gerespecteerd. De opdeling van het strafproces en het doorverwijzen van de vordering hebben echter vanuit slachtofferperspectief niet alleen voordelen.
Voorgesteld wordt het strafproces in twee delen te splitsen: een deel voor de waarheidsvinding waar het slachtoffer als getuige aanwezig is en een deel waar de straftoemeting en de vordering tot schadevergoeding centraal staat, waar het slachtoffer als benadeelde partij deelneemt aan het proces. Het gevaar bestaat dat het slachtoffer in het tweede deel weliswaar een sterkere positie krijgt, maar dat moet bekopen met een verzwakte positie in het eerste deel, waar het gaat om de bewezenverklaring. De rol van het slachtoffer is daarbij vooral die van getuige, die dienstbaar is aan de waarheidsvinding. Een positie waarin met name slachtoffers van zedendelicten bijzonder kwetsbaar zijn. Bij een opdeling van het proces zal deze eerste fase voor slachtoffers bijzonder frustrerend zijn: tijdens het verhoor wordt flink doorgevraagd waardoor zij het gevoel hebben niet geloofd te worden en zij mogen niet reageren op wat de verdachte zegt. Dat kan tijdens de zitting ook niet meer worden gecompenseerd door het uitspreken van de slachtofferverklaring, die is immers voor de tweede fase. Bovendien zal opdeling van het strafproces naar verwachting betekenen dat het slachtoffer op twee momenten moet verschijnen op de zitting waardoor de afhandeling van de strafzaak in tijd aanmerkelijk langer gaat duren, hetgeen nadelig is voor het slachtoffer. En dan hebben we het nog niet over juridische complicaties, want kan een verdachte voor de strafmaatbepaling in het tweede deel al in hoger beroep tegen de bewezenverklaring van het eerste deel?
Het voorstel van de Raad voor de Rechtspraak voor een klapluikconstructie, waarbij vorderingen van slachtoffers die te ingewikkeld zijn voor het strafproces direct kunnen worden doorverwezen naar een kosteloze procedure bij de civiele rechter, klinkt sympathiek, maar heeft de nodige haken en ogen. Het gevaar is levensgroot dat strafrechters in grote mate gebruik gaan maken van dit klapluik, en vorderingen die niet heel simpel zijn zullen gaan doorverwijzen. Vorderingen in zedenzaken worden vaak als gecompliceerd gezien, en lopen daarom het risico doorgeschoven te worden. Het gevolg zal zijn dat slachtoffers langer op een uitspraak over de schadevergoeding moeten wachten. Bovendien kan de schadevergoeding niet meer gekoppeld worden aan de strafrechtelijke schadevergoedingsmaatregel, (in dat geval int de Staat de schadevergoeding) waardoor slachtoffers weer zelf verantwoordelijk zijn voor het innen van het toegewezen bedrag. Ook lopen slachtoffers dan de de fantastische nieuwe regeling mis waarbij de Staat de schadevergoeding voorschiet aan het slachtoffer en verhaalt bij de dader, waardoor het slachtoffer snel de schadevergoeding uitbetaald krijgt.
Wij vinden het positief dat er concrete plannen worden ontwikkeld voor de verbetering van de positie van slachtoffers. Het is echter van groot belang deze plannen goed te doordenken op hun consequenties voor ook de meest kwetsbare groep slachtoffers.
En laten we wel wezen: er kan al heel veel verbeteren zonder nieuwe regelgeving. Zo zouden binnen het huidige slachtofferbeleid alle officieren van justitie bij belangrijke stappen in het strafproces (zoals het formuleren van de eis) al aan het slachtoffer kunnen vragen: wat zou u willen dat er gebeurt? Niet om de wens van het slachtoffer klakkeloos te volgen, maar wel om deze in zijn of haar afweging mee te nemen. Simpel, en zeer doeltreffend. Morgen beginnen?
Dit artikel is geschreven door Margreet de Boer en Katinka Lünnemann