Steeds vaker zijn de ouders van deze kinderen niet werkloos, maar verdienen hun inkomen in kleine flexbaantjes of zijn zelfstandige
Deze week overhandigde de Sociaal Economische Raad haar advies Opgroeien zonder Armoede aan de demissionair staatssecretaris van Sociale Zaken. Uit dit advies blijkt dat armoede onder kinderen in Nederland hardnekkig blijft. Volgens de laatste cijfers van het CBS groeiden in 2015 320.000 kinderen op met het risico op armoede. Voor 125.000 van hen was dit het vierde opeenvolgende jaar. Het probleem is dus structureel en vereist dus ook een structurele oplossing.
Want de FNV vindt het onbestaanbaar dat in Nederland in 2017 kinderen zonder ontbijt en zonder gevuld broodtrommeltje op school komen, dat ze geen winterjas hebben of dichte schoenen dragen als het koud is. Dit gaat om veel schrijnendere gevallen dan kinderen die wel of niet mee kunnen op schoolreisje. Dit gaat om absolute minimale voorwaarden om gezond en kansrijk op te groeien.
De bovengenoemde cijfers van het CBS zeggen nog niets over de gevolgen van een jeugd in armoede. Kinderen die (langdurig) opgroeien in armoede voelen zich vaker buitengesloten, ondervinden vaker stress en psychische problemen, doen het minder goed op school en hebben een lagere levensverwachting. Ook heeft het Nederlands Jeugdinstituut berekent dat kinderen die in armoede opgroeien een twee keer zo grote kans hebben om op volwassen leeftijd ook in armoede te leven.
Om de armoede onder kinderen te bestrijden moet er gekeken worden naar het armoedebeleid van gemeenten en van de rijksoverheid. Er worden soms incidentele oplossingen in natura bedacht. Bijvoorbeeld door een fiets, winterjas of laptop te geven. Maar met een dergelijke aanpak blijft het pleisters plakken en wordt het daadwerkelijke probleem, het gebrek aan inkomen niet aangepakt.
De commissie van de SER, die de adviesaanvraag van staatssecretaris Klijnsma op heeft gepakt, wilde kijken naar de oorzaken van armoede. De armoede van kinderen wordt veroorzaakt door een tekort aan inkomen van de ouder(s). Steeds vaker zijn de ouders van deze kinderen niet werkloos, maar verdienen hun inkomen in kleine flexbaantjes of zijn zelfstandige. De wil van de FNV is altijd geweest om die te kleine, onzekere baantjes en schijnzelfstandigheid een halt toe te roepen.
Op dit moment groeit nog steeds 6 op de 10 arme kinderen op in een bijstandsgezin oftewel op het sociaal minimum. Het NIBUD berekende eerder, in samenwerking met de gemeente Utrecht, dat een bijstandsgezin met twee kinderen maandelijks 217 euro tekort kwam. Zelfs wanneer ze gebruik maakten van alle inkomensregelingen en van alle voorzieningen die de gemeente bood. De vaste lasten (huren, zorgkosten) zijn de laatste jaren veel harder gestegen dan het sociaal minimum. Geen wonder dus dat mensen steeds moeilijker rond kunnen komen. Los van een discussie of bijstandsgerechtigden iets aan hun situatie kunnen doen, één ding is duidelijk: hun kind of hun kinderen hebben daar zeer zeker geen schuld aan.
Wanneer de overduidelijke conclusie is dat het sociaal minimum onvoldoende is om van te kunnen leven en dat kinderen daardoor niet genoeg kansen krijgen, kan er volgens de FNV maar één oplossing zijn: het sociaal minimum moet worden verhoogd. Werkgeversorganisatie VNO-NCW MKB Nederland durfde in verkiezingstijd geen discussie aan over een verhoging van het sociaal minimum en twijfelt hier nu nog over. Kinderen mogen niet de dupe worden van deze situatie. Daarom kiest de FNV er voor om de politiek op te roepen om het sociaal minimum te verhogen en dit op te nemen in het regeerakkoord. Want voor kinderarmoede is geen plaats in Nederland en moet zo snel mogelijk tot het verleden behoren.