We kunnen het beste hebben van beide werelden: een gezond en volwaardig, plantaardig eetpatroon met een lagere BMI/minder welvaartsziekten én sterke botten en spiermassa
Het recente bericht dat er een verband is aangetoond tussen een vegan eetpatroon bij vrouwen en een verhoogde kans op botbreuken bij die vrouwen, kreeg dan ook veel aandacht. Als we naar de feiten kijken is dat niet geheel terecht. Het is al langer bekend dat er een verband is tussen een laag BMI en een verhoogde kans op botbreuken. Meer lichaamsmassa betekent namelijk dat de botten sterk moeten zijn om die massa te kunnen dragen. Daarnaast maken vetcellen oestrogeen aan, waardoor vrouwen met een hoger vetpercentage meer oestrogeen hebben, wat botten versterkt. En tot slot zorgt meer lichaamsmassa vanzelfsprekend voor demping bij een val. De veganisten in deze EPIC-Oxford studie hadden gemiddeld een lagere BMI en -logisch- meer kans op botbreuken.
Conclusie botbreuken is wankel De onderzoekers wogen dit gegeven echter mee, door vegans en alleseters in BMI-categorieën met elkaar te vergelijken (zie uitleg onder figuur 1 ). Hun conclusie was dat de vegans ook los van een laag lichaamsgewicht meer kans hadden op botbreuken, met name heupfracturen, wat (meer dan bij andere breuken) kan wijzen op zwakkere botten.
Deze correctie voor lichaamsgewicht werd echter in grote BMI-categorieën gedaan, met vooral aan de onderkant een flinke range van 18,5 en lager (zie uitleg onder figuur 1 ). Omdat gewicht in die lagere categorie zo’n sterke rol speelt, is een meer gedetailleerde analyse nodig. Want juist bij een BMI van 20 en lager neemt het risico op breuken sterk toe. De onderzoekers hebben zo’n gedetailleerde analyse echter nagelaten, terwijl het waarschijnlijk is dat de vegans meer aan de onderkant van de BMI-ranges zaten en de alleseters aan de bovenkant.
De conclusie dat botbreuken bij veganisten los staan van lichaamsgewicht is dan ook wankel. Vooral aangezien de vegans met een BMI van 22,5 en hoger in dit onderzoek géén significant hoger risico hadden op botbreuken dan andere groepen (zie tabel 5 en tabel S6 ).
Een vergelijkbaar probleem zien we bij de hoeveelheid calcium in de voeding van vegans versus alleseters. De grens voor de laagste categorie werd getrokken bij een inname van minder dan 525 mg calcium per dag, terwijl onderzoek aantoont dat juist onder de 500 mg per dag het risico op botbreuken flink stijgt. Daarbij speelt ook vitamine D een rol. Hiervoor werd in dit onderzoek niet gecorrigeerd, terwijl het bekend is dat in de onderzochte groep vegans slechts 52% gebruik maakte van supplementen en mede daarom in de winter een aantoonbaar te lage vitamine D-status had.
Beste van beide werelden Dat de vegans in de EPIC-Oxford studie gemiddeld een lagere BMI hebben ( 22,1 versus 24,5 bij alleseters) is overigens in het algemeen een gunstig gegeven. Een lagere BMI hangt namelijk samen met een lager risico op onder andere hart- en vaatziekten, diabetes type 2 en kanker. Niet verwonderlijk dus dat een recente meta-analyse van de Erasmus Universiteit de consensus nogmaals bevestigt dat plantaardige eters over het algemeen langer leven.
Maar stel dat ook uit een meer gedetailleerde analyse van de EPIC-Oxford data blijkt dat vegans inderdaad, los van BMI, een hogere kans hebben op botbreuken; dan nóg is dit geen reden om dieren of dierlijke substanties te eten. Alle voedingsstoffen hebben hun oorsprong immers in de aarde, planten en micro-organismen. Zoals de veedieren die wij eten deze voedingsstoffen uiteindelijk uit deze bronnen halen, zo kunnen wij ook onze voedingsstoffen halen uit plantaardige voeding.
Bovendien toonde een interventiestudie recent aan dat het verhogen van de vezelinname een positieve invloed kan hebben op de botdichtheid. Juist een gezond, plantaardig voedingspatroon op basis van onbewerkte producten kan ruim voorzien in de calciumbehoefte én is rijk aan vezels. Dierlijke producten bevatten géén vezels en de gemiddelde Nederlander krijgt ruim 30% te weinig vezels binnen. Het suppleren van vitamine D3 en B12 is daarnaast helemaal niet zo gek. De koeien waar we de melk van drinken en het vlees van eten krijgen bijvoorbeeld elke dag 100 gram aan vitamines en mineralen bijgevoerd. Zodoende krijg je via een omweg supplementen binnen. Kun je net zo goed zelf een vitaminepil nemen.
We kunnen het beste hebben van beide werelden: een gezond en volwaardig, plantaardig eetpatroon met een lagere BMI/minder welvaartsziekten én sterke botten en spiermassa. Vegans kunnen er op letten dat ze voldoende calcium, vitamine D3, B12 en K binnen krijgen. Groene bladgroenten, sojamelk, tofu, fruit en peulvruchten consumeren dus en daarnaast een D3 en B12 supplement. En natuurlijk de spieren trainen om de klap op te vangen bij een eventuele val of ongeluk.
Veganisme is in de basis een kwestie van het juiste doen voor de dieren. Maar ook de voordelen voor het milieu en de volksgezondheid zijn groot en verdienen de aandacht. De meer terechte vraag die men dus zou mogen stellen is: wat houdt ons nog tegen?
Wendy Walrabenstein is promovendus en diëtist Lobke Faasen is diëtistArmanda Govers is milieujurist en directeur van Even Geen Vlees