Manifest voor maatschappelijke ondernemen
Door: Hans Rodenburg, en Arjan Reurink en Martijn Visser
De samenleving heeft meer dan ooit behoefte aan een bedrijfsleven dat bijdraagt aan oplossingen voor maatschappelijke problemen, of het nu gaat om de energietransitie, betaalbare zorg of toekomstbestendige huisvesting. Daarom doen wij, de wetenschappelijke bureaus van GroenLinks, PvdA en D66, in een gezamenlijk manifest een aantal hoognodige voorstellen om de maatschappelijke bijdrage tot de kern van het bedrijfsmodel te maken.
In een recent rapport constateert de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid dat de maatschappelijke bijdrage van het bedrijfsleven te wensen overlaat en in sommige gevallen duidelijk negatief uitpakt voor mens, milieu en maatschappij. Tata Steel en Chemours zijn hier pijnlijke voorbeelden van. De Raad adviseert de overheid daarom de omgevingwaarin bedrijven functioneren te veranderen, zoals met duidelijke normen, echte prijzen en gericht inkoopbeleid.
Wij denken dat meer ambitie nodig is. Een grotere maatschappelijke bijdrage vraagt om een brede belangenafweging. We willen niet alleen financiële waarde, maar ook sociale, ecologische en democratische waarden op de ‘balans’ van het bedrijf. Dat vereist niet alleen regulering van buiten, maar ook hervorming van de machtsverhoudingen binnen de onderneming. Veel bedrijven zijn nu nog te veel gefocust op winst op de korte termijn, veelal in het belang van de aandeelhouder. Het streven naar alsmaar hogere winstuitkeringen maakt dat belangen van bijvoorbeeld werknemers, omwonenden of het milieu onvermijdelijk aan het kortste eind trekken.
Er bestaan veel ideeën om die brede belangenafweging te verankeren in het bedrijfsmodel, maar op dit moment vinden deze voorstellen nog onvoldoende hun weg naar het politieke debat. Te vaak wordt het bedrijf nog gezien als een natuurlijk gegeven, terwijl het in werkelijkheid een juridisch construct is en het gevolg van politieke keuzes.
Welke voorstellen zijn volgens ons dan nodig? Allereerst pleiten we voor een maatschappelijke zorgplicht voor bestuurders en commissarissen in de wet, zoals 25 hoogleraren ondernemingsrecht eerder al voorstelden. Dit verplicht bedrijven om rekening te houden met meer belangen dan alleen het ‘eigenbelang’ van de onderneming. In aanvulling daarop zou de wetgever bedrijven moeten voorschrijven een bestaansgrond of purpose in hun statuten op te nemen: dit helpt bij de focus van de bedrijfsstrategie en stimuleert de inzet voor maatschappelijke waarde. Daarnaast is het hoog tijd dat de overheid een aparte rechtsvorm introduceert voor sociale ondernemingen die maatschappelijk verantwoord ondernemen tot hun bestaansgrond maken: de maatschappelijke BV.
Om maatschappelijk ondernemen van de grond te krijgen, is het cruciaal om de sociale en ecologische kosten en baten van bedrijven goed in kaart te brengen. Gestandaardiseerde verslaglegging van en onafhankelijke controle op dit soort niet-financiële informatie is daarvoor noodzakelijk. Deze informatie staat aan de basis van een eerlijke beprijzing en belasting. Tegelijkertijd kunnen we deze informatie gebruiken voor een ‘corporate social audit’, die grote bedrijven rangschikt op een openbare lijst: bedrijven die goed presteren krijgen een financiële beloning en bedrijven die slecht presteren een financiële sanctie. Op die manier ontstaat serieuze competitie om maatschappelijke waardecreatie.
Belanghebbenden moeten zelf ook meer ruimte voor inspraak krijgen. Dat begint bij de werknemers: wat ons betreft krijgen zij meer zeggenschap over belangrijke bedrijfsbeslissingen, zoals fusies, overnames, reorganisaties, de besteding van de winst en de benoeming van de helft van de raad van commissarissen. De ondernemingsraad kunnen we zo uitbreiden tot een ‘werknemersvergadering’, die naast de aandeelhoudersvergadering een belangrijke stem in het bedrijf is. Andere belanghebbenden, zoals omwonenden, leveranciers, gebruikers of milieuorganisaties krijgen een stem in een ‘maatschappelijke raad’, die grote bedrijven adviseert over hun beleid.
Willen we echt op de troepen vooruitlopen, dan moeten we ook kijken naar nieuwe bedrijfsmodellen met andere eigendomsverhoudingen. Zo zijn de werknemers in een werknemerscoöperatie ook aandeelhouder, wat ze een grote zeggenschap over de onderneming geeft. Een andere vorm is het steward owned-bedrijf, waarbij de aandelen worden ondergebracht in een aparte stichting die waakt over de missie van de onderneming. Patagonia is een bekend voorbeeld, maar dit bedrijfstype floreert ook in Denemarken. Onderzoek laat zien dat beide bedrijfsmodellen qua economische prestaties niet onderdoen voor de BV en beter scoren op sociale en ecologische waarden.
Zoals nu overal wordt geïnvesteerd in commerciële startups, kan de overheid ook investeren in deze nieuwe duurzame en democratische bedrijfsmodellen. Hiervoor kunnen we leren uit het buitenland: in New York City, Barcelona en verschillende steden in het VK werkt de overheid actief aan een coöperatieve economie. De overheid zou maatschappelijk verantwoord ondernemen in ieder geval moeten stimuleren via bewustere inkoop en beter aanbestedings- en grondbeleid, of via deelnemingen in bedrijven. Een motiveringsplicht waarbij overheden zich moeten verantwoorden als ze niet maatschappelijk verantwoord inkopen, zou een eerste stap zijn.
Deze voorstellen verschuiven de focus van het bedrijfsleven: van winst voor enkelen naar waarde voor ons allemaal. Dat doet niets af aan de klassieke deugden van het ondernemerschap. Innovatie, lef en creativiteit blijven cruciaal, maar worden nu toegepast op een nieuwe uitdaging: maatschappelijk te ondernemen.
Martijn Visser (Wetenschappelijk medewerker bij de Mr. Hans van Mierlo Stichting)
Hans Rodenburg (projectleider Wetenschappelijk Bureau GroenLinks)
Arjan Reurink (politiek econoom en onderzoeker bij de Wiardi Beckman Stichting)