Men haat je óf men heeft je lief. Voor wie dat niet geldt lijkt geen plaats meer in Den Haag
Zaterdag bij het D66 congres maakte Alexander Pechtold zijn vertrek als partijleider bekend. Een vertrek per direct. Dinsdag verlaat hij de Tweede Kamer. Onverwacht was dat niet. In veel media werd het vertrek al weken aangekondigd. Binnen partijgeledingen zoemden harder dan ooit de geruchten. Het was een goed geregisseerd vertrek evengoed. Zoals hij zijn partij professionaliseerde, organiseerde hij ook zijn afscheid.
‘Was Thijs Broer (de journalist van dienst) niet bang [geweest] voor het karretje van Pechtold gespannen te worden? ‘ vroeg Vrij Nederland zich daarbij zelf af. ‘Nee,’ luidde het antwoord, ‘want voorwaarde was dat hij alle kritische vragen stellen mocht,’ alleen niet over privézaken, dat had Pechtold ‘thuis beloofd’.
Begrijpelijk op zich: Pechtold is in voldoende mate bepalend geweest voor en binnen de recente politieke geschiedenis om een groot afscheidsportret te legitimeren. Dat het interview niet bijzonder kritisch overkomt. Dat de interviewer, bijvoorbeeld, niet lijkt door te vragen waaróm Pechtold toch zo amechtig vol blijft houden dat hij zijn gekregen appartement niet beter in het register op had kunnen geven, simpelweg om de discussie die volgde voor te zijn, doet niet zo erg ter zake. Zoals ook niet echt terzake doet dat Pechtold, die niet over zijn privé spreken wilde, zowel in het interview, in zijn afscheidsspeech, als in zijn afscheidsgroet aan de D66 leden, zijn kinderen van stal haalt. Er mag een man, bij zijn afscheid, iets vergeven worden. Voor kritiek is het al snel genoeg weer tijd.
De man die door het toenmalig Friese orakel ooit werd weggezet als ‘Kereltje Pechtold’ en eindigde als mede-architect van het kabinet Rutte III. Haat en minachting bleven hem volgen, hij eindigde ten slotte als ‘Alexander Penthouse’ en kreeg op Twitter van ‘rechts’ de volle laag verbale uitwerpselen mee na bekendmaking van zijn afscheid. Zoals hij ook terechte waardering kreeg van veel partijgenoten.
Dezer dagen wil dat zeggen dat je er in de publieke discussie toe deed. Het is treurig maar onderdeel van politiek geworden: men haat je óf men heeft je lief. Voor wie dat niet geldt lijkt geen plaats meer in Den Haag.
Een extra reden Pechtold alle goeds te wensen. Na twaalf en een half jaar in de schijnwerpers.
Het meest bijzondere fragment in zijn afscheidsinterview las ik in weinig commentaren terug: zijn boosheid en emotie, maar vooral zijn vragen, bij de moord op Els Borst:
De moord was politiek gemotiveerd, maar zo mocht het niet worden genoemd, ook niet toen de dader al was gearresteerd. Ik heb nooit boven water kunnen krijgen waarom de politie en het OM zo’n rookgordijn hebben opgetrokken. Misschien waren ze bang dat het tot maatschappelijke onrust zou leiden. Maar ook achter de schermen wilde niemand dat toegeven. De dood van Els Borst was het gruwelijkste dat ik in de politiek van nabij heb meegemaakt, en de nasleep ervan zit me nog steeds verschrikkelijk dwars: de politieke moord die geen politieke moord mocht heten.
"De moord was politiek gemotiveerd, maar zo mocht het niet worden genoemd, ook niet toen de dader al was gearresteerd. Ik heb nooit boven water kunnen krijgen waarom de politie en het OM zo’n rookgordijn hebben opgetrokken. Misschien waren ze bang dat het tot maatschappelijke onrust zou leiden. Maar ook achter de schermen wilde niemand dat toegeven. De dood van Els Borst was het gruwelijkste dat ik in de politiek van nabij heb meegemaakt, en de nasleep ervan zit me nog steeds verschrikkelijk dwars: de politieke moord die geen politieke moord mocht heten."