Van Corona naar Green
• 29-04-2020
• leestijd 5 minuten
© cc-foto: 272447
Nood breekt wet, laat ook de coronacrisis weer zien. Monetaire financiering van overheidsuitgaven is niet langer taboe. Nu moeten we doorpakken, door geldschepping te gebruiken voor een Green New Deal van onderop, vindt econoom Hein Vrolijk.
We zouden het bijna vergeten, er is nog steeds een klimaatcrisis. Is straks het coronavirus grotendeels onder controle, dan moeten we misschien geruisloos overstappen op een (intelligente) Green SLOWdown. Zodat we blijvend kunnen profiteren van een van de weinige voor delen van de huidige lockdown: iedereen kan met eigen neus, oren en ogen (de lucht wordt weer ouderwets blauw) ervaren hoeveel gezonder en prettiger de natuurlijke omgeving is geworden.
Een Green slowdown is echter een lastig scenario, want sterk is de drang om straks weer met volle teugen van onze vrijheid te genieten. En dan negeren we al snel dat deze economische vrijheid ongelijk verdeeld is en ten koste gaat van een beter klimaat. Hoe kunnen we de huidige situatie benutten voor een beter evenwicht tussen individuele vrijheid en collectieve verantwoordelijkheid?
Lessen leren uit het verleden is een eerste stap, monetaire financiering van een Green New Deal (GND) een tweede.
Lessen uit het verleden GND slaat twee vliegen in één klap: we schakelen over van fossiele naar duurzame energie en grondstoffen (goed voor het klimaat) en de economie krijgt een bestedingsimpuls, vergelijkbaar met de New Deal van VS-president Roosevelt eind jaren’30 om de economie te bevrijden uit de Grote Depressie.
Zowel de oude als de nieuw New Deal hebben het dubbele probleem dat de uitvoering de overheid meer macht geeft en de burgers uiteindelijk de rekening krijgen, omdat de stijgende overheidsschuld via de belastingen moeten worden terugbetaald. Twee problemen die rechtse politici handig benutten om een New Deal eerst tegen te houden en daarna beperkt te houden. Te beperkt, zo bleek, want de Amerikaanse economie kwam pas enkele jaren later uit het dal toen de Japanse aanval op Pearl Harbour de Amerikanen dwong hun bewapeningsuitgaven flink op te voeren. Nood breekt wet, oorlog breekt weerstand tegen hogere overheidsuitgaven en -schulden.
De financiële crisis deed eveneens enkele heilige huisjes sneuvelen, zij het tijdelijk. Ingrijpen in de financiële sector mocht omdat het moest, om de reële economie niet in gevaar te brengen. Helaas is toen flink geblunderd: bij de bail-out , de reddingsboei die de banken kregen toegeworpen, werd nauwelijks een tegenprestatie geëist. De rekening werd bovendien bij de burger gelegd en niet aan de financiële instellingen die toch de crisis hadden veroorzaakt of toegestaan. Zodat het daarna weer business as usual werd, met minder economische groei (gevolg van de extra bezuinigingen om de bail-out te betalen) en een lagere omval-risico voor de banken (dankzij sterkere financiële buffers).
Bij de coronacrisis dreigt hetzelfde patroon. Het omval-risico ligt nu bij de bedrijven die hun geld verdienen met globalisering in de vorm van internationaal vervoer en toerisme (zoals KLM en Booking.com) naast horeca, musea en andere onderdelen van de niet-digitale vermaaksindustrie. Wederom is er een noodoperatie in gang gezet, ook toegankelijk voor bedrijven die nog forse winsten maken en dikke dividenden uitkeren. En opnieuw zonder tegenprestatie die zoden aan de dijk zet.
Willen we dit echt: bedrijven overeind houden die hun geld verdienen met activiteiten waarvan we dankzij de huidige lockdown beseffen dat ze grotendeels overbodig zijn – en schadelijk voor het milieu? Willen we echt weer terug naar de situatie dat veel mensen frequent uitstapjes maken naar buitenlandse steden, dankzij veel te goedkope vliegtickets. Waarom is de steunverlening aan de luchtvaart niet gekoppeld aan een fikse vliegtaks voor Europese vluchten? Nu is toch het ideale moment om dit in EU-verband te regelen.
Twee kernvragen Op één punt lijken we wél geleerd te hebben van voorgaande crisis. Steeds meer economen hebben geen bezwaar tegen monetaire financiering, zodat we niet de hele rekening bij de belastingbetaler hoeven te leggen. Maar voor welke activiteiten gaan we geldschepping inzetten en hoe gaan we de verdeling van dit extra geld organiseren?
De economie behoeden voor de lockdown-gevolgen, dit lijkt momenteel het enige antwoord op de eerste vraag. Maar dit houdt in dat we kiezen voor business as usual en niet voor een stevige aanpak van de klimaatcrisis, die straks weleens erger kan blijken te zijn dan de coronacrisis. Nogmaals: willen we echt dat de luchtvaart en (internationale) reissector straks weer op volle toeren draaien terwijl deze, direct en indirect, ons klimaat schade berokkenen?
Veel hangt af van het antwoord op de tweede vraag. We zijn inmiddels een klein stapje verder dan vóór de coronacrisis toen de monetaire politiek louter draaide om ECB en kwantitatieve verruiming. We moeten nu een kwalitatieve verruiming realiseren, door bij de geldschepping een hoofdrol te geven aan de nationale overheden, die elk op hun eigen manier invulling geven aan de GND. En bij voorkeur een combinatie van parlementaire en directe democratie hanteren.
In mijn voorstel krijgt ieder EU-lid een nationale Green Investment Corporation (GIC). De ECB beperkt zich tot het opkopen van GIC-obligaties. De verdeling van dit extra geld is simpelweg gebaseerd op het aantal inwoners. Niet op de hoogte van het BNP, omdat dit in sommige landen (waaronder Nederland en Luxemburg) flink is opgeblazen door de financiële sector, terwijl het bij de GND alleen gaat om de reële economie. Evenmin volg ik de suggestie van
Heleen Mees in haar Volkskrant-column om geld te scheppen naar rato van de economische schade die ieder land door de coronacrisis heeft opgelopen. Dat geeft aanleiding door creatief gecijfer, en bovendien richt mijn voorstel zich niet op compensatie van de geleden schade maar op de opbouw van een groene economie.
De Rijksoverheid mag de GIC voor zeg de helft inzetten voor haar eigen Green New Deal, voor projecten die op nationaal niveau liggen. De andere helft wordt gelijkelijk verdeeld over provincies en gemeenten, maar een andere verdeelsleutel mag ook. Veel belangrijker is dat een groot deel van de provinciale en gemeentelijke investeringsfondsen worden gereserveerd voor Groene Projecten die door (combinaties van) individuele bedrijven en burgers worden geïnitieerd én uitgevoerd. De honorering van de diverse projectvoorstellen is niet voorbehouden aan gemeenteraad of Provinciale Staten maar aan diverse jury’s op basis van loting, zodat de samenstelling per definitie een goede afspiegeling is van de plaatselijke bevolking (zie
hier een verdere uitwerking)
Worden de gehonoreerde voorstellen (gedeeltelijk) uitgevoerd door mensen met een bijstands- of andere uitkering, dan worden deze niet gekort zoals nu het geval is; ze hoeven slechts over de helft van hun extra inkomen belasting te betalen ( flat rate). Ook de Groene Economie heeft financiële prikkels nodig, mits simpel en rechtvaardig. Wordt de GND zo tevens een proeftuin voor democratisering en ontbureaucratisering van de maatschappij?
Gelijktijdig moeten we overstappen op een permanente Green slowdown die in ieders voordeel is. Zoals binnen Europa treinen veel aantrekkelijker maken en vliegen drastisch ontmoedigen. Of iedereen het recht (niet de plicht) geven om minimaal een kwart van de arbeidstijd thuis te besteden, tenzij de werkgever kan bewijzen dat dit een slechte optie is. Twee van de vele kleine stappen om de coronacrisis creatief te benutten voor onze strijd tegen de klimaatcrisis.