De ebolaepidemie is het resultaat van onwetendheid. En dát virus heerst in westerse landen net zo erg, als in West-Afrika
Ebola. Er zijn nu ruim 6.000 mensen besmet met het virus. Er vielen meer dan 1.400 doden sinds de uitbraak begon. Dagelijks doodt de ziekte opnieuw ongeveer 70 mensen en komen er gemiddeld 140 nieuwe patiënten bij. Voor zover men weet dan. Want hoeveel slachtoffers er daadwerkelijk vallen, daar heeft niemand enige kijk op. De instanties die in de ebola landen werken, waarschuwen dat het werkelijke aantal vele malen hoger ligt. Er worden maatregelen getroffen. Quarantaine gebieden worden gevormd: Waar ebola om zich heen grijpt, wordt een cordon sanitaire aangelegd. Ebola wordt hermetisch afgesloten van de niet-besmette wereld. En toch lijkt ebola het nog steeds te winnen. Het wordt niet beter, maar erger. Iedere dag weer.
Hek om ebola Er lijkt geen oplossing. Ebola is besmettelijk. Ebola is dodelijk. Er bestaat geen medicijn. De doodsangst voor ebola is groot. “Er moet een hek om ebola”, is de enige oplossing die wij kunnen bedenken. Zodat wij, die niet besmet zijn met het virus, veilig zullen zijn. Dat hek staat er. Veel Afrikaanse landen hebben de grenzen al gesloten voor ‘ebola’. De ene na de andere internationale onderneming stopt met werken en stuurt expats naar hun thuisland. Er vliegen nog maar een paar luchtvaartmaatschappijen naar ebolagebied. En dat gaat niet van harte, want onder cabinepersoneel van Air France bijvoorbeeld, is er protest en de vakbond roept hen op om werk te weigeren als het richting ebolagebied moet. Over een paar honderd doden is het ijzer om het hele ebolagebied gesmeed. We geven ebola geen milimeter meer om zich verder te verspreiden. Bijna 200 miljoen mensen opsluiten en een hek van duizenden vierkante kilometers intact houden, is een serieuze taak. De Afrikaanse Unie komt met troepen om dat hek solide te maken en te proberen gaten en kieren te dichten. Meer plannen worden gemaakt om ebola in haar eigen gebied te houden.
Het westen weet het allemaal wel De wereldangst neemt toe. Als het maar niet naar buiten kan. De wereld bereidt zich mondjesmaat voor. Als het om de ebolalanden gaat is de wereld ervan overtuigd dat ebola zeer besmettelijk is, zeer gevaarlijk en zeer dodelijk. In eigen land is men daar niet zo bang voor. Laten we vooral niet in paniek raken. Doktoren, verpleegkundigen en ambulancepersoneel worden mondjesmaat steeds beter voorgelicht over het virus. Protocollen worden tegen het licht gehouden, hier en daar verbeterd en geoefend. Ierland had begin augustus al de schrik te pakken, toen een ‘vermoedelijk geval’ zich bij de gezondheidsdiensten meldde. De kranten kopten groots: “Waarom ebola nooit een epidemie kan worden in Ierland.” Alles weer gesust. Ierland was helemaal voorbereid om ebola in eigen land in de kiem te smoren. En toen kreeg Ierland deze week weer de schrik te pakken, toen een man die recent uit Sierra Leone was teruggekeerd, in zijn woning overleed. Onbekende oorzaak. Hij was al in behandeling geweest voor malaria. Gewoon thuis, niet in het ziekenhuis. En toen plotseling was hij dood. Zou het dan toch ebola geweest zijn? Want ook al lijkt de ziekte in de beginfase als twee druppels water op malaria, de man was er niet op getest. Zijn lichaam werd meegenomen voor onderzoek. In de woning en de buurt deed men verder niets. En gelukkig, de testuitslag was negatief. Geen ebola. En dat is maar goed ook. Want als het wel ebola was geweest, hadden de Ierse gezondheidsdiensten al zoveel fouten gemaakt, dat daarmee potentieel al tientallen mensen besmet hadden kunnen raken. Niet erg, sussen de Ierse kranten. Want ebola is helemaal niet zo besmettelijk!
De epidemie van de onwetendheid Zelfs in de meest geavanceerde, westerse landen begrijpt men niets van ebola. In Duitsland pakte men een mogelijk besmettingsgeval met groot geschut aan. Zeshonderd mensen werden even in quarantaine gezet, de omtrek rond het gebouw waar een vrouw leek te zijn flauw gevallen wegens wellicht, misschien, mogelijk, ebola, wegen werden afgesloten. Terwijl ambulancepersoneel de vrouw vervolgens vervoerde zonder beschermende pakken. Zij hadden daarmee besmet kunnen raken, de ziekte mee naar huis kunnen nemen en hun familieleden kunnen besmetten. En zo had het balletje kunnen gaan rollen. Professoren virologen, nationale gezondheidsdiensten, artsen, verpleegkundigen, ambulancepersoneel en de veiligheidsdiensten, ze weten weinig over de ziekte; over de besmettelijkheid en de maatregelen die getroffen zouden moeten worden. De onkunde, het geklooi en gestuntel doen denken aan West-Afrika, waar men in het begin ook niet precies wist hoe men moest handelen. Arrogant blaaskaakt de westerse gezondheidszorg over de onkunde van hun collega’s in West-Afrika. Dat ze zelf nog minder weten en de volksgezondheid daarmee ernstig in gevaar brengen, ontgaat hen. Want het is niet zozeer het virus dat de voorwaarden schept om tot epidemie te komen. Het zijn mensen die dat mogelijk maken. Onkunde. Onderschatting. Onwetendheid. Eén fout en ebola krijgt de kans tientallen mensen te besmetten. Zo ging het in West-Afrika. En zo kan het in de rest van de wereld ook gaan.
Nederlanders eten geen bushmeat In landen als Nederland maakt men zich dus voorlopig geen zorgen. Neehee. Ebola is hier niet besmettelijk. Alleen daar, in West-Afrika. Onze topspecialisten weten immers meer dan de rest van de wereld. Waar de wetenschap in het duister tast over de precieze oorzaak en besmettingsbron van ebola, is men er in Nederland vanuit de leunstoel van overtuigd dat het van vleermuizen en wilde jungledieren komt. Als vaststaand feit. En wij eten geen bushmeat. De enige andere manier waarop je met ebola besmet kan raken, zou zijn als je de lijken van ebolapatiënten op z’n West-Afrikaans wast en begraaft. En dat doen wij niet. Dus, hun probleem. Maar doe dat hek er in godsnaam wel omheen. We eisen het bijna. Dat hek is goed. Het is terecht. Het is noodzakelijk. Want het kan hier nooit tot een epidemie komen. De kans dat we in een land als Nederland überhaupt met een ebolageval te maken krijgen is zo minuscuul klein, dat er nog steeds huisartsen en ziekenhuizen zijn die zich niet voorbereiden. En dat is niet erg. En als het dan toch wel een beetje erg zou zijn, nou ja, dan staat dat hek inmiddels, god-zij-dank om de ebolalanden heen. We hebben het hier over een virus. Zo’n fenomeen dat je onder een microscoop kunt bekijken. Iets wat je kan ‘isoleren’ uit iemands bloed om naar de vorm ervan te kijken. En die je in theorie binnen hermetisch afgezette perken kunt houden. We sluiten het buiten, toch maar, gevalletje voorzorg. De gevolgen daarvan, nou ja, hoezo gevolgen? Voor ons toch niet? En kom op, we hebben het hier over een virus. Het gaat helemaal niet om mensen.
In theorie weet men het allemaal wel met ebola. En daarbij concentreert men zich op een virus zoals men dat kan bestuderen in de onveranderlijke omgeving van het laboratorium. Waar het zich niet ontwikkelt en waar men het in afgesloten ruimtes kan bewaren. Waar menselijke invloed inderdaad geen rol speelt. Maar in de praktijk is het virus op zich niet het grootste probleem. In de praktijk gaat het niet zozeer om het virus, maar om de mensen die het treft. De menselijke factor is onbetrouwbaar. En daarom kon het tot een epidemie komen. Door een gebrek aan kennis, gebrek aan materiaal, gebrek aan sanitatie, gebrek aan infrastructuur, gebrek aan medische hulpgoederen, maar vooral het grote, onmenselijke gebrek aan inzicht in menselijkheid. De ebolaepidemie is het resultaat van onwetendheid. En dát virus heerst in westerse landen net zo erg, als in West-Afrika.
Ebola treft geen mensen In Sierra Leone kan het commercieel verkeer inmiddels de ebolagebieden niet meer in. Waar ebola heerst, heerst nu ook voedselschaarste. Het World Food Program helpt wat mee, maar mag inmiddels ook niet meer in de buurlanden van ebolalanden met bevoorradingsvliegtuigen. Het werk ligt stil in de gebieden. ’s Avonds mag men geen vertier meer zoeken. Scholen zijn gesloten. Sportwedstrijden gaan niet door. Mensen moeten zoveel mogelijk thuisblijven. En elkaar vooral niet aanraken. Zich afvragend waar ze hun eten vandaan gaan halen. Ondernemingen en bedrijven gaan kapot. Oogst staat op veel plekken in de grond te verrotten. Het kan nergens naartoe. Of de mensen die de oogst binnen zouden moeten halen, zijn inmiddels gestorven aan ebola. Het ene ziekenhuis na het andere moet sluiten, omdat ze door gebrek aan beschermende middelen besmettingshaarden kunnen worden. Een groot kinderziekenhuis in de hoofdstad sloot deze week haar deuren. Vaders, moeders, opa’s, oma’s, dochters, zoons, peuters, kleine baby’s, ze gaan dood aan simpele aandoeningen die makkelijk te genezen zouden zijn, als ze nog bij een ziekenhuis terecht zouden kunnen. Zwangere vrouwen lopen urenlang met hun weëen stad en land af, in een wanhopige zoektocht naar hulp bij de bevalling. Om uiteindelijk ergens in een hoekje samen met hun baby dood te bloeden.
In Liberia viel een bende een ebolakliniek in één van de sloppenwijken in de hoofdstad aan. Bebloede matrassen (die dus wèl besmettelijk zijn) en andere voorwerpen waar ebolapatiënten mee in aanraking waren gekomen, werden gestolen. De enige oplossing was een ‘hek’ om de sloppenwijk. Waar binnenkort misschien wel honderden, of duizenden mensen besmet zouden kunnen raken met ebola. De gezonde mensen mogen dat risico gewoon niet ontvluchten. Ze worden als gevangenen vastgehouden. Ratten in de val. De wereld oordeelt hard over hun protest en verzet. Achterlijke idioten zijn het. Zij zijn immers ‘ebolagevaar’. Het zijn geen mensen die het recht hebben zichzelf in veiligheid te stellen en wiens levens beschermd zouden moeten worden. Zolang ze binnen dat hek blijven, hoeven we ons over hen geen zorgen te maken.
Ebola moet je mijden als de pest In de praktijk gaat ebola niet om een virus, maar om mensen. Echte mensen. Van vlees en bloed. Met verdriet en pijn. Met angst. Met doodsstrijd. Met trauma’s. Honger. Met gevoelens van liefde, medeleven, de behoefte om zorg te dragen voor geliefden. Met het recht zichzelf te beschermen, maar dat niet mogen uitoefenen omdat ze een gevaar op zouden leveren. Om mensen die bedreigd worden met twee jaar celstraf als ze hun besmette geliefden thuis willen verzorgen. Die ze niet eenzaam en in isolatie onder erbarmelijke omstandigheden in een smerige kliniek, zonder troost die afschuwelijk pijnlijke doodsstrijd willen laten leveren. Vaders en moeders die hun eigen kind niet mogen begraven. Die hun doodzieke baby niet tegen zich aan mogen drukken. En geen afscheid mogen nemen van de levenloze lichamen van hun geliefden. Mensen van wie ze zoveel hebben gehouden. Die ze hadden willen verzorgen. Die ze niet hadden willen verliezen. Velen blijven in quarantaine. Als ebola ze niet alsnog op de knieën dwingt, bijt het trauma van dit wrede verlies ze voor de rest van hun levens langzaam, stukje bij beetje volkomen uit.
In de echte wereld is ebola de wanhopige David, die niet naar zijn stervende moeder mag omdat zij aan de binnenkant van dat hek uitgevreten wordt door ebola. In de echte wereld is ebola Elisabeth, de doodzieke moeder van David, die noodgedwongen eenzaam sterft aan een ziekte die ze niet begrijpt. In de echte wereld is ebola Fatmata, een tweejarig meisje dat haar beide ouders verloor aan ebola. Fatmata, die in een dorp woont waar meer dan 60 mensen aan ebola overleden. Fatmata, die onder de levenloze lichamen van haar ouders in hun graf kroop omdat er zoveel graven tegelijk gemaakt moesten worden, dat niemand het doorhad en zo bijna levend werd begraven. Fatmata, die drie weken lang niet aangeraakt mocht worden omdat ze zelf besmet geraakt had kunnen zijn. Fatmata die nog steeds gemeden wordt als, als ja, de pest, want in aanraking geweest met ebola. Fatmata, die haar ouders moet missen en geen troost, liefde en bescherming kan krijgen. Die niemand in huis wil nemen. Die intussen ook geen eten meer kan vinden. En ziek is geworden. Malaria. Maar niemand die haar kan helpen. Fatmata, die nu voor haar eigen leven moet strijden. Op tweejarige leeftijd. Zonder mama. Zonder papa. Zonder enig verstand en begrip van de wereld. In de echte wereld is ebola Mariatu, de verpleegkundige die tijdens haar werk besmet raakte en nu een doodsstrijd levert in de kliniek waar ze eerst andere patiënten verzorgde. Mariatu die weet dat ze vier kleine kinderen achterlaat op deze wereld, die geen wezenopvang krijgen. Die geen wezenpensioen zullen krijgen. En die een paria zijn geworden in de buurt, omdat ze de kinderen van een ‘ebolazuster’ zijn. Ebola is Mariatu, die getraumatiseerd sterft.
Ebola is geld In West-Afrika, dat zo lang gebukt ging onder wrede burgeroorlogen en net weer in wederopbouw was, zegt men inmiddels: “Ebola is erger dan oorlog.” Maar ebola is geen oorlog. Ebola is een ziekte. Ebola is een virus dat je in theorie makkelijk kunt bestrijden. Een virus dat in de praktijk maar om één wrede, onmenselijke reden miljoenen slachtoffers maakt: geld. Stinkend, smerig rotgeld. Want geld is meer waard dan de levens die ebola op z’n kop zet en wegneemt. Het enige dat nodig is om ebola als virus te bestrijden is geld. Geld om rubberen handschoenen te kunnen kopen voor doktoren en verpleegkundigen. Geld om andere ziekenhuizen open te kunnen houden, zodat ebolapatiënten daadwerkelijk zorg kunnen krijgen. En mensen die aan andere ziektes lijden te kunnen helpen en tegelijkertijd te beschermen tegen besmetting met ebola. Geld om kundig medisch personeel in te kunnen zetten. Geld om ervoor te zorgen dat dat hek om Ebola niet dicht hoeft, zodat alle andere rampen die al in wording zijn, rechtsomkeerts kunnen maken. In de echte wereld draait ebola om niets anders dan geld. In de echte wereld is ebola mensen zoals jij en ik, die toekijken hoe het mensen doodt die makkelijk jij of ik hadden kunnen zijn. Maar ja. Hek eromheen. Want dat kost blijkbaar niets. En dat levert de wereld dus van alles op. Behalve schuld, blijkbaar.