Ik kan mijn ouders niet meer bellen om hun stem te horen. Ik kan ze niet meer uitnodigen om voor een paar weken naar Nederland te komen.
Het is maandagochtend, ik ben op het werk. Ik neem een slokje van mijn koffie en zie dat mijn telefoon overgaat. Mijn telefoon staat op stil. Bij de derde keer neem ik op. Het moet belangrijk zijn, anders belt hij of zij mij niet zo vaak, denk ik bij mezelf. Op het scherm zie ik dat het mijn oudste broer is. Ik neem op zonder te vragen waarom hij mij belt:
“Abe, ik ben op het werk, kan ik je later terugbellen?”
“Baba is overleden,” zegt hij met emotionele stem.
“Wat zeg je? Waarom is baba overleden? Wanneer is baba overleden?”
Mijn oren willen niet horen dat baba overleden is. Mijn collega zit tegenover mij. Tussen ons in staat een ronde tafel met coronaschermen. Ik praat in het Koerdisch met mijn broer. Mijn collega ziet aan mijn houding dat er iets niet klopt.
“Celal, is er iets? Celal, is er iets?” vraagt zij aan mij.
Ik draai mij om en zeg: “Mijn vader is overleden.”
“Wat!? Wanneer?” vraagt zij. Alsof ook haar oren niet willen geloven dat mijn vader, Melle Sefik, voorgoed is verhuisd naar de andere kant. Naar het paradijs. Naar zijn geliefde, mijn moeder.
Ik pak mijn spullen bij elkaar. Ik vraag of mijn collega mijn afspraken voor morgen wil afzeggen. “Natuurlijk, doe jij maar wat je moet doen,” zegt zij. Ik drop mijn laptop en papieren in mijn tas en loop naar buiten. Ik open mijn autoportier en gooi mijn tas achterin en stap in. Terwijl ik in de auto zit, zie ik mijn collega aan komen lopen met mijn jas. Vergeten. Ik bel mijn teamleiders op om ze het slechte nieuws te vertellen. Mijn tranen trekken zich niets aan van mijn leeftijd en glijden een voor een op mijn wangen.
14 september 2020, de dag waarop mijn vader stierf zonder afscheid van mij en ons allemaal te hebben genomen, is tevens de dag waarop ik een weeskind ben geworden. Al op 13 maart 2015 had mijn oudste broer mij gebeld om door te geven dat onze moeder, Feyma was overleden. Ik kan mijn ouders niet meer bellen om hun stem te horen. Ik kan ze niet meer uitnodigen om voor een paar weken naar Nederland te komen. Ik kan niet meer zeggen: ‘Papa, ik heb een bedrag naar jou overgemaakt naar jouw bank in Diyarbakir, dat kun je gaan opnemen.’
Onderweg naar huis bel ik mijn zusje op om het echte verhaal te horen. Bij de tweede keer neemt zij op; ik hoor een huilende stem: “ Baba si hinda anna, baba ji ma etya verde si , Papa, is naar mama gegaan, ook papa heeft ons hier achtergelaten.” Ik vraag hoe en wanneer het is gebeurd. Met moeite vertelt zij: “Hij stond op, deed zijn ochtendgebed, Soera’s uit de Koran lezen, en daarna ging hij naar bed. ‘Mijn dochter, maak mij wakker wanneer het ontbijt klaar is.’ Ik zei: ‘Is goed baba’. Om half tien klopte ik aan zijn deur: ‘Baba, het ontbijt is klaar. Kom je eten?’ Na een paar keer tevergeefs roepen, deed ik baba zijn slaapkamerdeur open. Ik klopte op zijn schouder: ‘Baba, baba, het ontbijt is klaar, kom je mee om te eten?’”
Maar baba reageerde niet. Mijn zusje raakte in paniek, liep terug naar de keuken en vroeg aan mijn broer om naar baba te gaan kijken. Mijn broer was opgestaan en naar zijn kamer gelopen. Ook hij riep “Baba, baba, baba..!!” Baba gaf geen enkel teken van leven. Mijn broer trok de deken van mijn vaders hoofd af en voelde aan zijn arm dat zijn lichaam koud was. Baba sliep op zijn linkerzijde met zijn onderarm onder zijn hoofd. Mijn broer voelde aan baba’s arm, aan zijn nek en schreeuwde vervolgens dat baba overleden was.
Het is onrealistisch, onhaalbaar en oneerlijk om mijn vader in een column te beschrijven. Hij was imam, een liefdevolle vader, een broer, een vriend, een opa, oom en buurman. Mijn vader was iemand met principes. Mijn vader had altijd humor, was positief, dankbaar. Met een kind kon hij een kind zijn, met een volwassene kon hij volwassen zijn, met een politicus kon hij een politicus zijn, met een imam kon hij een imam zijn.
Hij zei altijd tegen mij: “Celal, blijf positief in het leven, blijf een strijder, maak geen onderscheid tussen mensen op basis van hun afkomst, religie. Blijf rechtvaardig. Wees dankbaar aan Nederland en Nederlanders, want zij hebben jou hier opgevangen, je hebt kansen gekregen om je te ontwikkelen. Zie dit land als jouw land en doe iets terug voor dit land. Geloof in jezelf.
Mijn vader Melle Sefik heeft duizenden zaken over eerwraak en bloedwraak, onderlinge ruzies op een vreedzame manier opgelost. Mijn vader was tegen onrechtvaardigheid. Mijn vader was een oprechte, praktiserende moslim. Nooit maakte hij onderscheid tussen mensen op basis van hun afkomst, religie of geen religie. Hij vond menselijkheid belangrijk.
Afgelopen dagen heb ik duizenden condoleancereacties gehad via facebook, twitter, Instagram, telefonisch, per e-mail, face to face uit alle windstreken van de samenleving. Via deze weg wil ik jullie allemaal een voor een hartelijk bedanken.