De vraag is of het onderricht in de eigen religie naast of binnen het schoolsysteem moet plaatsvinden
De algehele gelijkstelling tussen bijzonder en openbaar onderwijs kan leiden tot meer tweedelingen in de samenleving en zelfs aanzetten tot haat en geweld richting individuen en groepen. Religieuze, levensbeschouwelijke en ideologische ideeën mogen nooit een belemmering vormen voor de kwaliteit van opleidingen, voor het objectief lesgeven, en mogen geen onverdraagzame muur bouwen voor een optimale participatie binnen de maatschappij waaraan een ieder moet kunnen deelnemen.
De bijzondere scholen staan onder druk. Niet alleen door de islamitische scholen waar hetzelfde onderwijs plaatsvindt als bij openbare scholen en er ook lessen zijn in de islamitische geloofstraditie. Moet er plaats zijn in het onderwijs waar gezegd wordt dat Allah homoseksualiteit verafschuwt en mogen er lesboeken zijn die een vertekend beeld geven van de positie van vrouwen? Natuurlijk is er veel te zeggen voor ieder argument dat de vrijheid van godsdienst verdedigt. Het beschermen van religies en geloofsovertuigingen tegen staatsinmenging is een groot goed. De vraag waar de grenzen liggen is een discussie wel degelijk meer dan waard. Waar botsen vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst en waar komt het recht om vrij te zijn van discriminatie in het gedrang?
Deze speciale vorm van onderwijs heeft de grondslag in artikel 23, lid 2 van de Grondwet. De klassieke grondrechten tegenover de gelijkheidsrechten en de sociale rechten. Welk recht mag en kan prevaleren boven het andere recht? De klassieke grondrechten lijken in steen te zijn gebeiteld waarbij het heiligschennis is op de stenen regels kritiek te leveren. Maar er is natuurlijk een verschil in het verbieden dat de staat slechts één godsdienst toelaat en het openstellen en instandhouden van religieuze scholen. Ieder heeft het recht zijn godsdienst of levensovertuiging, individueel of in gemeenschap met anderen, vrij te belijden, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. De vraag is of het onderricht in de eigen religie naast of binnen het schoolsysteem moet plaatsvinden.
Minister Slob vindt dat religieuze scholen het recht hebben om ouders in een verklaring afstand te laten nemen van homoseksualiteit. En daar is gelijk het probleem van het speciale onderwijs zichtbaar. Net zoals bij de islamistische scholen kan er sprake zijn van aanzetten tot discriminatie of erger. Wat voor beelden krijgen kinderen en jongeren voorgeschoteld en hoe bepaalt dit hun kijk op anderen? Wat is het doel eigenlijk van het onderwijs en is er een subdoel door het bijzondere onderwijs? Op de eerste plaats is het doel van het onderwijs het voorbereiden op het leven. Hoe functioneer ik binnen een samenleving waarin ik leef met anderen? Het onderwijs is misschien al veel jaren verworden tot het doel van het voorbereiden op de arbeidsmarkt. De economische mens die klaar wordt gestoomd voor een carrière. Daar ligt een spanningsveld want doordat het openbare onderwijs zich vooral richt op de homo economicus waarbij bevrediging van behoeften centraal staat komt er door het bijzondere onderwijs een homo religiosus tot stand die handelt op basis van zijn godsdienst en zo ook de wereld bekijkt.
Het onderwijs moet op de schop De vorming van de homo sociologicus die bij fundamentele keuzes niet doet wat het meeste nut oplevert of wat zijn God van hem eist, lees zijn geloofsgemeenschap vraagt, maar dat hij dat doet wat de heersende collectieve normen en waarden die door zijn openbare scholing zijn voorgeschreven van hem verlangt omdat het bijdraagt aan de gemeenschap. Openbare scholen krijgen nog steeds het voordeel van de twijfel omdat het gaat om religie en alles wat met godsdienst te maken heeft kan leiden tot gevaarlijke situaties. Daarom is het onderwerp een taboe. Dit taboe mag van de heilige berg af. De essentiële vorming van kinderen en jongeren vindt plaats door ouders, familie, de gemeenschap waarin zij verkeren en door het onderwijs. En over het laatste vormen wij een gezamenlijke mening waarbij politieke keuzes nodig zijn.
Wanneer je in vier kringen van socialisatie, zeg maar het ontstaan van je identiteit, voornamelijk wordt opgevoed tot een economisch arbeidsmiddel en een religieus of ideologisch mens is het denken in wij versus zij geboren. Met afwijzing van de ander om de hoek van de groep. Wil deze maatschappij verklaringen van ouders dat zij homo’s, joden, moslims, christenen, socialisten, liberalen, vleeseters, vegans of transgenders afwijzen? Wat voor mensen worden er dan ‘geboren’ door scholing en hoe kunnen zij met respect voor andersdenkenden en anderslevenden functioneren en samen leven en samen werken?
Alhoewel de vrijheid van onderwijs een internationaal erkend grondrecht is betekent dit niet dat een discussie een taboe moet zijn. Het nationale en internationale recht is altijd in beweging en verandert door nieuwe inzichten. Tijd, cultuur en plaatsgebonden gedachten hebben geen eeuwige waarde zoals misschien de tien geboden voor christenen of de vijf zuilen bij moslims. Een nieuw debat over onderwijs is aan de orde. Zo’n debat moet gaan over de collectieve verantwoordelijkheid om jonge mensen te vormen door kennis, vaardigheden, wetenswaardigheden en verhalen. Over waarden, normen, idealen, ideologieën, ideeën en religies in de volle breedte. De vorming van mensen gaat ons allemaal aan en het tegenaan van discriminatie is één van de belangrijkste doelen van het onderwijs.