Tomy Holten wordt ook wel ‘de Nederlandse George Floyd’ genoemd. De aanhouding en dood van de twee vertonen inderdaad gelijkenis. Er was daarom de afgelopen week veel belangstelling voor Tomy Holtens dood, waar die eerder veel minder aandacht trok.
Ik kende Tomy’s broer. Tomy’s dood in Zwolle was tragisch en vestigt de aandacht op een levensgroot probleem dat we ook in Nederland recht in de ogen moeten kijken. Maar Tomy’s leven – dat leidde tot zijn dood – is óók iets waar we van moeten leren als land. Tomy was een man van minstens twee tragedies.
Tomy, zijn broer en ik zijn op dezelfde manier in Nederland terechtgekomen: we zijn geadopteerd. Adoptie verloopt lang niet altijd zoals het zou horen, is de laatste jaren wel gebleken. Denk aan de babyfarms in Sri Lanka, waar de overheid van wist. Of aan instellingen die Nederlandse moeders dwongen hun kinderen af te staan – en die vandaag de dag subsidie krijgen om de slachtoffers te helpen. Maar ook als adopties procedureel netjes verlopen, zijn ze nog niet altijd goed. Dat adoptie altijd heilzaam is, berust op een fundamentele denkfout, een romantische arrogantie. Adoptie is niet per definitie beter dan moederliefde. Adoptie rukt je zonder wortel uit je geboortegrond en plant je in een nieuw gezin. Je mag nooit meer ophouden met dankbaar zijn, je vraagt je altijd af of je goed genoeg bent. De cijfers over geadopteerden die psychische hulp zoeken spreken boekdelen.
Geadopteerden kunnen er op een aantal momenten in hun leven rekenen dat ze even helemaal door elkaar geschud worden. Als je je biologische moeder ontmoet – al helemaal als die de adoptie helemaal niet wilde. En ook wanneer je als geadopteerde zelf ouder wordt. Dan realiseren ze zich ten diepste wat het voor een moeder moet hebben betekend om een kind af te staan. Dat waar je vandaan komt te maken heeft met wie je bent en wat je doorgeeft. En dat je dat allemaal moet snappen om jezelf te vinden. Toen ik mijn zoon voor het eerst zag, met zijn donkere haartjes en spleetoogjes, was mij in een keer duidelijk dat ik Koreaanse ben en dat dat deel is van mijn identiteit.
Tomy zou in augustus vader worden. En Tomy zou zijn biologische moeder dit najaar voor het eerst in veertig jaar ontmoeten. Net als in mijn geval, had ook Tomy’s moeder geen toestemming gegeven voor de adoptie. Hij had geen gelukkige jeugd in het adoptiegezin omdat hij moest zijn wie hij niet was en daardoor in de ogen van anderen tekortschoot. Maar er stond verandering te gebeuren. Hij zou zijn moeder zien en vader worden van een dochter. Wortels én vruchten aan zijn stamboom. Als je het mij vraagt: het zou hem eerst van zijn stuk hebben gebracht, en later zou hij rust hebben gevonden.
Maar bij de Jumbo was Tomy in de war. Natuurlijk was hij in de war. Hij riep ‘Ik weet niet wie ik ben!’. Wat is er dan misgegaan? Waarom heeft deze man geen hulp gekregen? Waarom moest hij mee naar een bureau, in plaats van een crisisopvang? En hoe is hij in godsnaam doodgegaan? De Rijksrecherche zoekt dit uit. Het ministerie van Justitie en Veiligheid is ons antwoorden verschuldigd. En niet alleen over dit incident. Maar ook over adoptie, waar het ministerie ook over gaat. Wat er is gebeurd, kan niet worden veranderd. Hoe we daar nu mee omgaan wel. Erkenning van fouten, respect voor de biologische ouders en goede begeleiding van geadopteerden is nodig, want adoptie duurt een leven lang. Tomy is er nooit achtergekomen wie hij was. Maar zijn diepzwarte tragedies helpen ons hopelijk een stapje verder.