De toeslagenaffaire is geen eenmalig incident, maar een voorbeeld van hoe het maken van onderscheid op basis van nationaliteit en ras in Nederland politiek is ingeburgerd.
Zondag spreekt het kabinet verder over de toeslagenaffaire. De discussie in de ministerraad zal zich dan richten op de politieke gevolgen en op de vraag hoe burgers in de toekomst beter beschermd kunnen worden tegen de overheid. Ondertussen raakt de kern van het probleem steeds verder uit beeld: de bereidheid van opeenvolgende kabinetten om institutioneel racisme te gedogen. Dat racisme reikt verder dan de ambtenaren van de Belastingdienst.
Veel ouders zijn slachtoffer geworden van de affaire omdat de Belastingdienst hen vanwege hun tweede nationaliteit had geselecteerd voor extra controle. In juni stelde de Autoriteit Persoonsgegevens al vast dat de Belastingdienst zich hiermee schuldig heeft gemaakt aan structurele discriminatie. Vreemd genoeg heeft de parlementaire ondervragingscommissie geen onderzoek gedaan naar dieperliggende oorzaken van deze discriminatie, want selectie op basis van nationaliteit is volgens het rapport ‘niet in de onderzoeksopdracht meegenomen’. Na dit jaar van Black Lives Matter laat het parlement hier een kans liggen om overheidsdiscriminatie uit te bannen.
De toeslagenaffaire is geen eenmalig incident, maar een voorbeeld van hoe het maken van onderscheid op basis van nationaliteit en ras in Nederland politiek is ingeburgerd. Al in 2003 gaf Mark Rutte, toen nog staatssecretaris van Sociale Zaken, de opdracht aan gemeenten om inwoners van Somalische afkomst extra te controleren op uitkeringsfraude. Sociale rechercheurs hielden toen een inwoner van Haarlem staande op grond van zijn huidskleur en het spreken van een vreemde taal. De man weigerde de rechercheurs toegang tot zijn woning, verloor zijn uitkering en vocht dit aan bij de rechtbank. De rechter verklaarde toen, anders dan in de toeslagenaffaire, dat de staat discriminatoir had gehandeld en herstelde de uitkering.
Ondanks deze veroordeling van de Haarlemse rechtbank in 2007 holde de overheid het recht op gelijke behandeling de afgelopen jaren verder uit. Sinds een wet uit 2016 kunnen plegers van een terroristisch misdrijf met alleen de Nederlandse nationaliteit minder zwaar gestraft worden dan Nederlanders met een tweede nationaliteit. De antiterrorismewet schrijft namelijk voor dat het Nederlanderschap alleen afgenomen kan worden van Nederlanders die nog een tweede nationaliteit bezitten. Op deze manier is in het strafrecht, net als in de behandeling door de Belastingdienst, een groep tweederangsburgers ontstaan.
Ook bij het recente besluit om kinderen van Nederlandse ISIS-strijders niet terug te halen lijkt afkomst een rol te hebben gespeeld. Als voormalig diplomaat op de ambassade in Irak stak het mij dat de overheid weigerde om consulaire bijstand te verlenen aan kinderen van ISIS-strijders, ondanks hun Nederlandse nationaliteit. Net als in de toeslagenaffaire heeft de hoogste rechter echter het spijkerharde overheidshandelen goedgekeurd. De belangen van de staat wegen volgens de Hoge Raad zwaarder dan de rechtsbescherming van individuele Nederlanders.
Premier Rutte heeft in september gezegd dat hij praktische stappen wil zetten naar een land met ‘nul racisme’. In het kabinetsoverleg dit weekend kan hij een stap zetten door goede afspraken te maken over compensatie voor de slachtoffers van de toeslagenaffaire. Het zou echter nog beter zijn als hij de gelegenheid ook aangrijpt om te breken met de discriminerende koers die hij in 2003 als staatssecretaris in gang zette. Na zijn terechtwijzing door de Haarlemse rechtbank zei hij dat het hoog tijd was om de wet te veranderen en discriminatie mogelijk te maken. Laat het dan nu hoog tijd zijn om het recht op gelijke behandeling in Nederland in ere te herstellen.