Sinds het marktdenken Nederland begin jaren tachtig in zijn greep begon te krijgen, zijn de verschillen tussen de laagste inkomens en de grootverdieners behoorlijk toegenomen. Vanaf 1981 nam het besteedbaar inkomen van de 10 procent huishoudens met de laagste inkomens met 35 procent af. De best verdienende huishoudens gingen er in dezelfde periode 61 procent op vooruit. De top-1-procent zelfs 84 procent.
Toch wordt de groeiende ongelijkheid vaak gebagatelliseerd. In discussies over de kloof tussen arm en rijk wijst er vroeg of laat altijd wel iemand op de Gini-coëfficiënt (hoe hoger de Gini-coëfficiënt, hoe groter de ongelijkheid) die laat zien dat er nauwelijks sprake is van toenemende inkomensongelijkheid. In Nederland is het getal sinds begin jaren negentig jarenlang min of meer stabiel gebleven, dus hoezo zou er sprake zijn van een groter verschil?
Dat gelijkblijvende getal verhult echter dat er onder de oppervlakte van alles is gebeurd. Dat blijkt uit onderzoek van hoogleraar economie Egbert Jongen en econoom Heike Vethaak, waarover NRC bericht. De grofweg stabiele Gini-coëfficiënt is voor een groot deel toe te schrijven aan de toegenomen arbeidsparticipatie van vrouwen. Een vrouw die eerst niet betaald werkte en nu wel, ziet haar inkomen flink stijgen. Het verschil met de mensen met hoge inkomens wordt daardoor kleiner.
Maar daar staat een andere, gelijktijdige ontwikkeling tegenover: tussen 1981 en 2021 gingen mannen met lage inkomens er juist op achteruit. “Hun beloning is gedaald: dat is best dramatisch”, zegt Jongen tegen NRC. Als gevolg daarvan steeg de Gini-coëfficiënt bij mannen met 22 procent. Bij vrouwen nam het getal in dezelfde periode met eenzelfde percentage af.
NRC schrijft dat het nu snel de verkeerde kant op kan gaan: “Want de sterke toename in het aantal werkende vrouwen, die de ongelijkheidsgroei al die jaren heeft gedempt, is voorbij. Daardoor bestaat het risico dat de ongelijkheid weer toeneemt.” De eerste tekenen zijn er al: sinds 2011 is de Gini-coëfficiënt (en dus de ongelijkheid) met 5 procent toegenomen. Met dank aan vier kabinetten Rutte.