Een overheid waarop burgers niet kunnen bouwen en vertrouwen, bedreigt de toekomst van Suriname en is een regelrechte spuug in het gezicht van de moedige grondleggers van de onafhankelijkheid
“Onderzoek naar grootschalige bankfraude in Suriname” kopte de NOS vandaag. Al enkele dagen wordt het Surinaamse nieuws gedomineerd door dit meest recente voorbeeld van institutionele corruptie. Vorige week was Suriname ook al even in het Nederlandse nieuws, toen over een nieuwe herschikking in het kabinet-Bouterse. Sinds zijn aantreden in 2010 zijn er 47 van de 61 benoemde ministers (77%!) de laan uit gestuurd. 45 van hen maken gretig gebruik van een Surinaamse variant van onze wachtgeldregeling. De goed gevulde, diepe particuliere zakken van Bouterse worden helaas niet gebruikt om deze ex-ministers maandelijks uit te betalen: het is de gewone Surinaamse burger die zijn belastinggeld op deze manier ziet verdwijnen naar incompetente en/of corrupte oud-bewindspersonen. Eens te meer wordt duidelijk dat het Suriname ontbreekt aan deugdelijk en behoorlijk openbaar bestuur. Daarom blijf ik pleiten voor een Surinaamse code door goed bestuur.
De Surinaamse grondwet spreekt in Art. 53, lid 3f van “politieke organisaties die het functioneren moet beantwoorden aan de beginselen van behoorlijk bestuur”. Het ontbreekt Suriname helaas aan een heldere code voor behoorlijk of goed (openbaar) bestuur of ‘good governance’ om dit element uit de grondwet te verduidelijken. Met zo’n code weten Surinamers wat ze van ‘hun’ overheid – waaronder van de president en de Nationale Assemblee (het parlement) – mogen verwachten. Er zijn verschillende landen die al over zo’n code beschikken. In 2012 pleitte ik al voor een Zuid-Amerikaanse code van behoorlijk bestuur, geïnitieerd door Suriname’s grote broer Brazilië. Sindsdien is de stabiliteit, kwaliteit en betrouwbaarheid van het Braziliaanse openbaar bestuur helaas eerder slechter dan beter geworden.
Toch blijft zo’n code wat mij betreft hard nodig in Zuid-Amerika, waaronder in Suriname. Het kan bijdragen aan herstel van vertrouwen van burgers in de overheid, in de rechterlijke macht, in volksvertegenwoordigers, in politieke bestuurders en in ambtenaren. Vertrouwen van burger in de overheid is hét fundament van elke democratische rechtsstaat. Zo is de republiek Suriname ooit ontstaan; uit vertrouwen in de eigen kracht van het Surinaamse volk en de energieke behoefte om naar zelfstandigheid en emancipatie te streven. Een overheid waarop burgers niet kunnen bouwen en vertrouwen, bedreigt de toekomst van Suriname en is een regelrechte spuug in het gezicht van de moedige grondleggers van de onafhankelijkheid. Ook kan een code voor behoorlijk bestuur bijdragen aan vertrouwen van potentiële financiële investeerders en daarmee bijdragen aan de economische ontwikkeling van Suriname. Iets dat momenteel harder nodig is dan ooit tevoren. Welke weldenkende ondernemer zou immers durven te investeren in een land zonder betrouwbare overheid?
Een code voor behoorlijk openbaar bestuur is uiteraard geen zaligmakende oplossing voor alle problemen in Suriname. Maar het kan wel een begin zijn van een nieuw tijdperk van een andere politieke cultuur. Een cultuur waarin kernwaarden als ‘openheid en integriteit’, ‘rechtvaardigheid’, ‘legitimiteit’ en ‘publieke verantwoording’ de basis vormen voor de houding en het gedrag van Surinaamse politici – inclusief de president. Want uiteindelijk behoort geen enkele Surinamer boven de (grond)wet te staan, noch gerechtelijke uitspraken aan zijn laars te lappen. Het recht moet zonder uitzondering altijd, voor iedereen en voor alles gelden.
Maar is zo’n code voldoende? Nee, uiteraard niet. Over een jaar, in mei 2020, zijn er nieuwe verkiezingen in Suriname. Ik hoop, mogelijk tegen beter weten in, dat Suriname dan kiest voor échte verandering in de politiek en nieuwe, vooral jonge mensen de kans geeft hen te vertegenwoordigen in het parlement en de regering. Juist de jonge generatie die niet of nauwelijks besmet is door de ziekte die corruptie heet, kan met haar nieuwe politieke bezems de boel schoonvegen. Er dienen zich ook de nodige nieuwe politieke partijen aan die ik graag electoraal succes zie hebben. Want wat heeft Suriname nog te verliezen? Haar internationale reputatie is in meerdere opzichten bar slecht, de staatskas is leeg en de economische crisis lijkt eindeloos lang te duren. Nooit was een keuze voor politieke nieuwkomers zo’n risicoloze onderneming. Durft Suriname het aan? Over een jaar weten we het. Ondertussen is het wachten op de eerstvolgende minister die Bouterse met behoud van een leuk zakcentje naar huis stuurt.