‘Islamitische jongeren onderschrijven voor een heel groot deel onze normen en waarden niet’, zei staatssecretaris Nobel na de rellen in Amsterdam op 7 november. Volgens premier Schoof heeft Nederland een integratieprobleem. Hij vindt dat hard moet worden opgetreden tegen een groep ‘met een migratieachtergrond’ die ‘Westerse waarden niet deelt’. Daarmee lijkt hij te suggereren dat Nederlandse normen en waarden de hoeksteen vormen voor succesvolle integratie. Maar is dat zo? Ik betwijfel het.
Met de uitspraken van de bewindslieden is het integratiedebat in Nederland weer opgelaaid. Er wordt vooral veel gesproken over mislukte integratie. Dat geldt dan bijvoorbeeld voor de zogenaamde ‘scooterjongens’ die in die veelbesproken nacht achter Maccabi-supporters aan gingen in Amsterdam. Slecht geïntegreerde jongeren, van Marokkaans-Nederlandse afkomst en moslim, worden dan vergeleken met rolmodellen van mensen met een migratieachtergrond die het wél goed zouden doen in Nederland.
Maar spreken we dan wel echt over integratie, of over assimilatie? De premier lijkt te doelen op het laatste. Integratie houdt in dat een minderheidsgroep zich gedeeltelijk aanpast om effectief deel te kunnen nemen aan een samenleving. Assimilatie daarentegen betekent dat mensen daar volledig in opgaan, en daarbij hun eigen normen, waarden en identiteit achter zich laten.
De ‘Nederlandse’ normen en waarden zijn niet uniek. Ze zijn geworteld in de Westerse sociaal-liberale traditie, met morele en politieke theorieën zoals de seculiere democratie, mensenrechten en de vrijheid van meningsuiting. Die Westerse tradities zijn niet populair onder moslims en kennen verschillende praktische en academische tekortkomingen.
Zo leert de islam dat vrijheid van meningsuiting niet absoluut is; er worden grenzen gesteld om het discours beschaafd te houden. Beledigingen richting andere mensen en religies zijn bijvoorbeeld niet toegestaan. Daarnaast is er het principe van 'het goede gebieden en het kwade verbieden', wat het kritische aspect van interactie in een samenleving in stand houdt en zorgt voor onderlinge feedback. Binnen de islamitische politieke traditie wordt gesteld dat niet elk individu zeggenschap kan hebben over het beleid van een land, zoals in een democratie, maar dat dit is voorbehouden aan de intellectuele en bekwame elite. Dit resulteert in kwalitatief en efficiënt politiek beleid.
Gesuggereerd wordt dat moslimjongeren moeten assimileren, door Westerse normen en waarden te onderschrijven en de islamitische te verlaten, om als succesvol geïntegreerd te kunnen worden beschouwd. Dit levert echter problemen op. Als moslims beschouwen wij onze normen en waarden, voortkomend uit de islamitische traditie, als definitief en onveranderlijk. Het afwijzen hiervan zou volgens de islam impliceren dat we onze status als moslim opzeggen.
Als ervan uit wordt gegaan dat moslims Westerse waarden moeten delen, en dat dat het criterium is voor geslaagde integratie - zoals premier Schoof lijkt te doen - dan vraag je iets onmogelijks. Moslims zullen die Westerse waarden niet omarmen, en dus is integratie naar die maatstaven hoe dan ook gedoemd te mislukken.
Moslims moeten vasthouden aan hun eigen normen en waarden, hetgeen de integratie juist zal bevorderen. Dit dient ook vanuit de staat gestimuleerd te worden, waarbij bijvoorbeeld meer ruimte en steun gegeven moet worden aan moskeeën en islamitische organisaties. Het beperken hiervan resulteert juist in de bekende problematiek.
Dat ‘vreemde’ normen en waarden oorzaak zouden zijn van een falende integratie klopt dus niet. Het kabinet denkt dat wel en wil daarom bijvoorbeeld het onderwijs in moskeeën controleren, om ‘haat en discriminatie’ aan te pakken. Het kan zich de moeite besparen. Islamitische normen en waarden zijn helder en consistent binnen hun morele spectrum. Ze komen voort uit een rijke traditie van 1400 jaar aan islamitische wetenschappen en worden gekenmerkt door een indrukwekkende historische beschaving, zoals de gouden eeuwen in het Andalusische Zuid-Europa laten zien.
Bij het analyseren van omstreden gedragingen en incidenten van enkele jongeren, zoals na de wedstrijd Marokko-België tijdens het wereldkampioenschap voetbal in 2022, blijkt dan ook dat deze acties niet voortkomen uit een islamitisch moreel kader. Zulke gedragingen en vandalisme zijn volgens islamitische juristen duidelijk niet toegestaan.
Deze jongeren groeien op in een Westerse, niet-islamitische omgeving, waarin zij worden blootgesteld aan en beïnvloed door diverse subculturen. Dit roept de vraag op: welke normen en waarden vormen nu werkelijk de basis voor de problematiek van deze jongeren in Nederland?