De ontstane schaarste vanwege het eigen falend woonbeleid van liberalen wordt gedekt door de schuld neer te leggen bij mensen van kleur. Zondebokpolitiek
Superdiversiteit is in veel grote steden een feit. Acceptatie daarvan verloopt moeizaam, zelfs tegengewerkt via racistische handelwijze en regulering op de woningmarkt. Openlijke pogingen diversiteit in de stad een halt toe te roepen of zelfs ongedaan te krijgen en de stad te willen “heroveren”, borrelen zo nu en dan op. Wilders’ racistische ‘minder Marokkanen’-uitspraak in Den Haag – die uiteindelijk leidde tot een veroordeling – is het bekendste voorbeeld. Onlangs ontstond ook ophef door een racistisch voorstel van de Haagse PVV, ondersteund door de VVD. Volgens deze partijen zou ‘de Haagse woningnood [worden] veroorzaakt door een enorme bevolkingsgroei van voornamelijk (kansarme) allochtonen’.
Dit racistische standpunt is ook bij de VVD niet nieuw. Eerder dit jaar betoogde de Rotterdamse VVD-wethouder voor Samenlevingsbeleid dat mensen met een migratieachtergrond het woningtekort zouden veroorzaken. Terwijl deskundigen het erover eens zijn dat het gebrek en voortdurende vermindering van betaalbare woningen juist het resultaat is van jarenlang rechts woonbeleid. De ontstane schaarste vanwege het eigen falend woonbeleid van liberalen wordt gedekt door de schuld neer te leggen bij mensen van kleur. Zondebokpolitiek.
Toegang tot de woningmarkt Ophef was er ook toen Joost Eerdmans, als Rotterdamse wethouder namens Leefbaar Rotterdam, tijdens een bijeenkomst in het teken van de samenwerking tussen Leefbaar Rotterdam en Forum voor Democratie zijn pijlen richtte op migrantenondernemers. Middels de Vestigingswet zou hij migrantenondernemers willen weren uit Rotterdamse wijken. De halalslager in een winkelstraat moet ruimte maken voor de “gewone Nederlandse groenteboer”. Dit in navolging van eerdere inzet van Leefbaar Rotterdam om mensen van kleur te weren uit Rotterdamse wijken. Volgens Eerdmans: ‘Mensen voelen zich verweesd in eigen stad. (…) En daarom hebben wij de Rotterdamwet ingevoerd. (…) Om die diversiteit in balans te krijgen. Dat mensen ook iets herkennen. In plaats van een straat waarvan ze denken: ik zie er gewoon helemaal niks Nederlands meer bij’ (Eerdmans in okt 2017).
Racistische uitingen en voorstellen leiden vaak tot ophef. Maar wat misschien minder bekend is, is dat racisme reeds ingebakken zit in de handelwijze en regulering op de woningmarkt. Invloedrijke actoren op de woningmarkt bepalen wie wel en wie niet toegang heeft tot delen van de woningmarkt. Mensen met een migratieachtergrond hebben te maken met discriminatie op de woningmarkt. Het antwoord op de vraag ‘Is een woning nog beschikbaar?’ is afhankelijk van iemands naam. Een ‘Jaap’ maakt veel meer kans een huis te bezichtigen dan een ‘Rachid’, blijkt uit onderzoek. Negen op de tien makelaars zijn, volgens diverse onderzoeken, bereid in te gaan op het verzoek om niet te verhuren aan woningzoekenden met een migratieachtergrond. En de overheid treedt onvoldoende hiertegen op. Er heerst een heilige geloof in het zelfreinigend vermogen van de woningmarkt. Terwijl de markt heilig gelooft in principes als ‘de klant is koning’ en dus ‘u vraagt, wij draaien’.
Leefbaarometer Bleef het maar bij nalatigheid bij de overheid. Al bijna twintig jaar draagt de overheid zelfs bij aan racisme op de woningmarkt. Zo zit racisme verweven in een belangrijk overheidsinstrument dat van invloed is op wie wel en wie niet in (delen van) de stad mag wonen. Een monitor van de overheid, de Leefbaarometer, ‘meet’ al jaren aan de hand van diverse criteria hoe ‘leefbaar’ een wijk is. Een wijk met bijvoorbeeld voldoende voorzieningen, zoals winkels en scholen, is volgens dit instrument leefbaar. Dat is nog te volgen. Het problematische zit ‘m in het feit dat dit instrument ook de samenstelling van een wijk koppelt aan leefbaarheid. Zo geldt: hoe minder mensen van Turkse, Marokkaanse of Surinaamse komaf, des te leefbaarder een wijk. Daarmee stelt de Leefbaarometer en dus de overheid dat mensen van kleur een bedreiging vormen voor de leefbaarheid. Inzet gericht op het verminderen van mensen van kleur en dus het witten van de stad wordt hiermee aangemoedigd en beschouwd als een beleidsmatig geoorloofde ingreep die ten goede komt aan de leefbaarheid.
Want was het maar een onschuldig criterium in een ‘objectief’ meetinstrument. Nee. De Leefbaarometer werkt door in beleid. Sterker nog: Leefbaarometer wordt door de overheid ingezet als ‘basismateriaal voor beleidsvoorbereiding’. De Leefbaarometer en het racistisch criterium werkt in ieder geval door in het beleid gericht op de Rotterdamse woningmarkt. Zo is het 20-jarig Nationaal Programma Rotterdam-Zuid (NPRZ) waar 260 miljoen euro in wordt geïnvesteerd, gestoeld op de Leefbaarometer om wijken in Rotterdam-Zuid te kwalificeren als ‘zwak’ of ‘goed’. En middels onder meer fysieke ingrepen bij 35.000 woningen, zoals sloop en/of nieuwbouw, wordt regelmatig gekeken of wijken ‘vooruitgang’ dan wel ‘achteruitgang’ in termen van leefbaarheid boeken. Het aantrekken van witte bewoners naar wijken in Rotterdam-Zuid draagt bij aan een positievere leefbaarheidsscore, en dus het succes van NPRZ. De Leefbaarometer dient ook als grondslag in de afspraken die de gemeente Rotterdam maakt met woningcorporaties. Middels ‘prestatieafspraken’ committeren woningcorporaties zich aan de doelstellingen uit het gemeentelijk woonbeleid. De corporaties geven onder meer aan waar en wanneer sociale woningen zullen verdwijnen.
Veroveringsdrang Het gaat verder dan beleid. De (on)wenselijkheid van bepaalde bevolkingsgroepen kent zelfs een wettelijke verankering, in de Rotterdamwet en in het verlengde de Huisvestingswet. De Rotterdamwet werd in 2004 onder leiding van Leefbaar Rotterdam ingevoerd om mensen van kleur te weren en daarmee, zoals Joost Eerdmans stelt, te appelleren aan de gevoelens van mensen die ‘niks Nederlands’ meer zien in hun wijk en zich ‘verweesd’ voelen. In beide wetten zitten discriminerende criteria en vormt ‘leefbaarheid’ en dus de Leefbaarometer als basis om te bepalen wie wel en wie niet welkom is delen van de stad. Beide wetten maken het mogelijk om groepen de toegang tot de woningmarkt te blokkeren. Een vaak aangehaald argument hiervoor is: ‘mixen’. Zorgen voor meer ‘balans’, ‘diversiteit’ en ‘evenwicht’ in wijken die reeds superdivers en nog enigszins betaalbaar zijn. Deze zogenaamd keurige beleidstermen staan simpelweg voor: witten van kleurrijke wijken. Het ideaal van ‘mixen’ is bijvoorbeeld niet van toepassing op witte geprivilegieerde wijken als een Hillegersberg in Rotterdam. Het Rotterdams woonbeleid heeft veel weg van het heroveren van wijken. Overigens met resultaat: in multiculturele Rotterdamse wijken waar veel verandert, zoals de Afrikaanderwijk en Nieuw-Crooswijk, steeg het aandeel ‘autochtonen’ in paar jaar tijd met een kwart.
De veroveringsdrang sloeg ook genadeloos toe op de Tweebosbuurt. Een buurt in Rotterdam-Zuid waar bijna zo’n zeshonderd huishoudens worden verdreven. Sloop van de Tweebosbuurt is volgens het NPRZ gewenst want ‘eenzijdige samenstelling’. De inschatting is dat zo’n tachtig procent van de (oud-)bewoners een migratieachtergrond heeft. Een sociologisch onderzoek naar de buurt somt diverse achtergronden op: Albanees, Angolees, Antilliaans, Bulgaars, Chinees, Marokkaans, Pools, Surinaams, Syrisch en Turks. Een buurt met overwegend mensen van kleur en kleinkapitaal, ten prooi gevallen aan racisme in politiek, beleid én wetten over de woningmarkt. Merendeel van de bewoners heeft de buurt inmiddels noodgedwongen verlaten. Maar een groep van overblijvers blijft het onrecht aanvechten. Tweebos staat symbool voor een tweestrijd, een strijd die Davud inshallah zal winnen. De veroordeling van Wilders’ uitspraak noopt ook tot de veroordeling van racistische elementen in wet en beleid gericht op de woningmarkt.