Turkse Nederlanders worden onterecht verdacht gemaakt. Dit is slecht voor onze samenleving en bemoeilijkt de participatie van zeer veel mensen.
Een agressief afgebeelde groep mensen met zwart haar en donkere ogen, die luid schreeuwend op demonstratieve wijze zwaaien met een Turkse vlag. Aan de andere kant kijken angstig afgebeelde mensen met licht haar verbaasd en verschrikt toe hoe de boze menigte zich voortbeweegt. Onder deze afbeelding prijken woorden die in de jaren ’30 en ’40 gebruikt werden om NSB’ers te omschrijven: Vijfde Colonne. Het hierboven omschreven tafereel staat op een poster die als aankondiging fungeerde voor een evenement van de partij Leefbaar Rotterdam. Het beeld is exemplarisch voor het feit dat de diplomatieke spanningen tussen Nederland en Turkije samen met de opgelopen gemoederen rondom het debat over de multiculturele samenleving een openlijk klimaat van verdachtmaking van een grote groep Turkse Nederlanders losmaken. Politicus na politicus stelt dat de integratie van Turkse Nederlanders is mislukt en omschrijven hen als een verlengstuk van Ankara.
Deze verdachtmaking is slecht voor onze samenleving en bemoeilijkt de participatie van zeer veel mensen. Maar bovenal is deze verdachtmaking onterecht. Cijfers van het SCP laten zien dat een overgrote meerderheid van de Turkse Nederlanders zich een beetje tot sterk identificeert als Nederlander. Bovendien laten deze cijfers een duidelijke toename zien als men de tweede generatie vergelijkt met de eerste. Het beeld is dus niet zo slecht en we boeken progressie.
Daarom moeten wij ons afvragen: Waarom wordt gedaan alsof een politieke voorkeur over een ander land iets zegt over de band met Nederland? Waarom wordt gedacht dat geuite emotie na een traumatische coup een maat is voor de loyaliteit aan onze samenleving? Alles heeft er schijn van dat de gebeurtenissen van de afgelopen tijd slechts worden aangegrepen om langer bestaande onderliggende sentimenten openlijk te kunnen uiten in het licht van de dreiging van xenofoob-rechts.
Niet alleen is een grote groep Turkse Nederlanders de dupe van deze openlijke verdachtmakingen, meer specifiek worden volksvertegenwoordigers belemmerd in hun werk door openlijke twijfels aan hun loyaliteit en eerlijkheid. Een raadslid uit Gorinchem moest bijvoorbeeld het veld ruimen na een interview in de Volkskrant en binnen de PvdA liggen mensen van Turkse komaf onder een vergrootglas.
Als parlementariër ondervind ik ook wat de cultuur van verdachtmaking doet met het volksvertegenwoordigerschap. Maanden geleden vond VVD-politica Ockje Telligen het nodig om mijn fractievoorzitter weg te zetten als landverrader door te twijfelen aan het feit of Tunahan Kuzu wel in de Commissie Stiekem plaats zou mogen nemen. Wilders riep hem later op om terug naar Turkije te gaan en VVD’er Zijlstra noemde hem in de plenaire zaal van de Tweede Kamer ‘de lange arm van Ankara’.
Persoonlijk is mij in een plenair debat ook al verzocht om te vertrekken naar Turkije, maar tijdens mijn recente werkbezoek aan defensie spanden de verdachtmakingen de kroon. ‘Een vreemde mogendheid’ zou zijn ‘geïnfiltreerd’ in de Krijgsmacht en de veiligheidsdiensten zouden hier iets aan moeten doen.
Burgers van ons land en volksvertegenwoordigers worden op deze wijze belemmerd in hun werk en in hun participatie in de samenleving. Daarom wil ik twee oproepen doen: 1. Collega-volksvertegenwoordigers en alle andere welwillende Nederlanders zouden de handen ineen moeten slaan en zich uitspreken tegen het klimaat van verdachtmaking. 2. Laten we afstand nemen van het mensbeeld en maatschappijbeeld waarin mensen een eenvormige identiteit hebben en laten we erkennen met elkaar dat het de realiteit is dat mensen meerdere identiteiten hebben die prima naast elkaar kunnen bestaan.