© cc-foto: David Goehring
co-auteur: Tobias Leenaert
Een van de kerstcommercials van dit jaar maakt veel mensen blij. We zien kinderen die bezorgd zijn over dieren die op het kerstmenu staan, en de dieren bevrijden om samen met hen thuis kerst te vieren. In dezelfde week dat de tv-spot verscheen kwamen ook andere beelden naar buiten, van drie dierenbeschermingsorganisaties: mishandeling van varkens gefilmd door actiegroep Ongehoord, varkens opgedreven met stroomstoten gefilmd door Varkens in Nood, en kalkoenen in erbarmelijke staat gefilmd door Animal Rights. Wat zouden de kinderen ervan vinden als ze zagen dat dit gebeurt met de dieren die ze te eten krijgen?
Kinderen houden van dieren, ze zien dieren als vriendjes en kunnen net zo met hen meeleven als met andere mensen. Als ze bezorgd vragen stellen over de dieren die ze te eten krijgen, zeggen volwassenen weleens geruststellend: die dieren vinden dat niet erg, die worden daar speciaal voor gefokt. Volwassenen kunnen net als kinderen meeleven met hond en kat, en vol afgrijzen praten over de behandeling van honden die in Zuidoost-Aziatische landen worden gegeten. Maar in onze cultuur wennen de meeste mensen aan het idee dat sommige dieren er zijn om vlees, eieren of zuivel te leveren aan de mens. Deze dieren wordt een lagere morele waarde toegekend, men denkt dat ze minder gevoel en mentale capaciteiten hebben.
Gevangen door compassie
Er zijn ook volwassenen die in dit opzicht ‘kind blijven’. Zij maken geen onderscheid tussen eetbare en niet-eetbare dieren, ze voelen empathie met álle dieren. Net als de kinderen in het reclamefilmpje zien ze in onze samenleving elke dag taferelen waar ze bezorgd over zijn. Of verdrietig, boos, wanhopig. Elke dag zien ze hoe dieren worden uitgebuit, miserabele levens leiden in kale kleine hokken van staal en beton en uiteindelijk worden gedood. Als zij deze dieren zien lijden, lijden ze zelf ook. In haar boek Koetsier Herfst noemt Charlotte Mutsaers hen ‘prisoners of compassion’; omdat ‘waarachtig medelijden, medelijden dat je hart doorklieft, je domweg overkomt. Zoals alles wat ons werkelijk raakt. Omdat het geen keuze is maar een overval. En na die overval beland je in de gevangenis.’
Je kunt je compassie met een ander – mens of dier – immers niet ‘uitzetten’. Je wilt iets dóen. Maar als het om dieren gaat sta je vaak alleen. Mensen die empathie voelen met dieren, leven als minderheid in een wereld waarin onderdrukking en geweld tegenover dieren structureel in de samenleving zijn ingebed. Als ze zich uiten en proberen anderen te laten zien wat zij zien, dat dieren kunnen lijden net als wij, worden ze vaak als lastpak bestempeld, als iemand die anderen hun pleziertjes misgunt, of als betweterige drammers die hun superioriteit willen demonstreren.
Uit onderzoek in de Verenigde Staten bleek dat vegetariërs en veganisten zelfs negatiever worden beoordeeld dan andere negatief gestereotypeerde groepen, zoals homo’s, zwarte mensen en milieuactivisten, en dat ze ook geregeld slachtoffer zijn van discriminatie. En dus houden veel dierenvrienden zich in, om irritatie en sociale afkeuring te vermijden. Wanneer mensen een hekel krijgen aan dierenbeschermers, kan dat immers ook nog eens contraproductief uitpakken voor verbeteringen in het lot van dieren.
Deze terughoudendheid is opvallend in een tijd waarin de heersende norm is dat we ieders gevoelens serieus moeten nemen – van protestboeren en boze witte mannen tot transseksuelen en non-binairen. Zeker in progressieve kringen wil men er rekening mee houden als anderen ergens aanstoot aan nemen. Een buitenstaander kan het misschien overgevoelig vinden, maar velen beseffen dat je bijvoorbeeld als lid van de witte hetero-meerderheid niet kunt bepalen of iets kwetsend is voor mensen van kleur. Evenzo kan men ook niet voor dierenvrienden uitmaken of de behandeling van dieren in onze wereld hen pijn doet.
Discriminatie en bespotting
Maar als vegetariërs zich uitspreken over dierenleed, wordt daar vaak openlijk negatief op gereageerd. De spot, vijandigheid en minachting die hen soms ten deel valt, zou voor elke andere minderheidsgroep onaanvaardbaar worden geacht. Als ergens in een kantine het aantal vlees-opties wordt beperkt ten gunste van vegetarische opties, is het huis te klein: “ze willen onze keuzevrijheid afnemen!” Maar in veel kantines (en ook in zorginstellingen) is er geen enkele veganistische optie en wordt soms tegen veganisten gezegd: je kiest er zelf voor, je kunt toch je lunch van huis meenemen.
Deze houding is des te opmerkelijker als je bedenkt dat deze mensen, in tegenstelling tot veel andere minderheidsgroepen, niet voor hun eigen belangen opkomen. Zij zijn slechts de bondgenoten van een zwakkere groep die zichzelf niet kan beschermen. En inmiddels, gezien de effecten van veehouderij op het klimaat, gaat hun missie ons allemaal aan. Het uitbuiten van dieren is deel van een ‘recht van de sterkste’-mentaliteit die nu al grote gevolgen heeft voor grote groepen mensen en uiteindelijk voor de hele mensheid.
Het verplicht rekening houden met ieders gevoelens kan vermoeiend zijn, en het kan best dat we hier en daar misschien een beetje té woke zijn geworden. Tegelijkertijd zijn velen niet woke genoeg wanneer het gaat om mensen met een hart voor dieren. Wat onze maatschappij dieren aandoet is voor deze mensen een dagelijkse krenking. Laten we ook hun gevoelens respecteren en er rekening mee houden. Is het niet uit dierenliefde, dan in elk geval uit naastenliefde.
Tot slot: Dit opiniestuk is aanvankelijk aangeboden bij Trouw, NRC en Volkskrant. Geen van allen vonden het belangrijk genoeg om te publiceren. Dat illustreert mogelijk precies het probleem waar we het over hebben.
Roos Vonk, Nijmegen, psycholoog, auteur
Tobias Leenaert, Gent, auteur (van o.a. How to create a vegan world)