De regering omarmt wapenbedrijven als experts en samenwerkingspartners om de nationale veiligheid te bevorderen, maar in de praktijk zijn die natuurlijk vooral geïnteresseerd in het verhogen van hun eigen omzet en winsten.
De Russische invasie in Oekraïne eind februari was niet alleen het startsein voor een verwoestende oorlog, waarvan het einde niet in zicht lijkt, maar ook voor ongekende verhogingen van militaire uitgaven. De vele nieuwe wapenaankopen zijn goed nieuws voor de wapenindustrie, die daarnaast getrakteerd wordt op allerhande aanvullende steunmaatregelen en steeds meer aan tafel wordt uitgenodigd om beleid mee te bepalen. Dat moet onder meer gaan leiden tot meer wapenexporten. Een gevaarlijke koers, die de wereld niet veiliger gaat maken.
Meer wapenaankopen
In juni presenteerde de regering de Defensienota 2022, waarin voor deze kabinetsperiode €14,8 miljard extra uitgaven aan de krijgsmacht werden aangekondigd. De nota, die vanwege de gebrekkige onderbouwing en tekortschietende analyse kritisch beoordeeld werd door deskundigen, is vooral een lange boodschappenlijst voor nieuw materieel: gevechtsvliegtuigen, bewapende drones, pantserhouwitsers, luchtverdediging, kruisraketten en meer. Verschillende krijgsmachtdelen zochten in de maanden daarna de wapenindustrie op om de nota toe te lichten, kansen voor bedrijven te duiden en samenwerking te bevorderen.
De noodzaak van een enorme verdere verhoging van de defensiebegroting wordt als een gegeven beschouwd en überhaupt nauwelijks bediscussieerd. NAVO-landen gaven echter in 2021 gezamenlijk al ruim 17 keer meer uit aan hun krijgsmachten dan Rusland, EU-landen zonder zwaargewichten VS en VK nog altijd zo’n vier keer meer. De vraag hoe nog meer wapens en een nieuwe wapenwedloop kunnen bijdragen aan vrede en het voorkomen van oorlog wordt niet gesteld, terwijl inzet op diplomatie, dialoog en conflictpreventie verder naar de achtergrond wordt geduwd. De militaire superioriteit van de westerse machtsblokken tegenover Rusland was allang duidelijk, maar heeft de inval in Oekraïne niet tegengehouden.
Of diplomatie een onbetrouwbare autocraat als Poetin wel van de oorlogskoers had kunnen houden is niet te zeggen, maar ook van de kant van de NAVO had de afgelopen jaren meer inzet op ontspanning, (nucleaire) ontwapening, het opbouwen van een gezamenlijke Europese veiligheidsinfrastructuur inclusief Rusland en een stop op de uitbreiding van het bondgenootschap naar het oosten bij kunnen dragen aan het afwenden van een potentiële oorlog. Ook in de huidige situatie zullen meer wapens de vrede niet dichter bij brengen, daarvoor zijn onderhandelingen nodig, hoezeer dat misschien ook tegen het gevoel ingaat. Er is geen alternatief. Een slepende winteroorlog zal vele nieuwe slachtoffers eisen, om nog maar niet te spreken van de gevolgen van het aankoersen op een nucleaire confrontatie.
Meer export
Voor de wapenindustrie bleef het niet bij de aangekondigde extra uitgaven. Begin november presenteerde minister Ollongren (Defensie) een nieuw pakket steunmaatregelen voor de Nederlandse wapenindustrie ter waarde van bijna een kwart miljard euro. Kernpunten zijn het bevorderen van de toegang tot publiek én privaat geld – de regering dringtbijvoorbeeld bij banken en andere vermogensbeheerders aan op meer investeringen in de wapenindustrie –, het goed positioneren van Nederlandse bedrijven in het kader van internationale samenwerking en het stimuleren van wapenexport.
Meer exporten zijn volgens de regering noodzakelijk voor de “economische levensvatbaarheid en innovatieve kracht” van de Nederlandse wapenindustrie. Oftewel: om de Nederlandse veiligheid te bevorderen moeten er meer wapens aan de rest van de wereld verkocht worden. Een onnavolgbare redenering, die aantoont dat niet vrede en veiligheid maar de economische belangen van de industrie op de eerste plaats komen.
Die industrie zelf klaagt intussen al jaren over dat de Nederlandse overheid EU-wapenexportcriteria strikter toepast dan andere EU-landen. Reden voor hun vooruitgeschoven pionnen in het parlement, VVD en CDA, om vorig jaar een voorstel in te dienen om het wapenexportbeleid fors te versoepelen. De strekking ervan is dat export van wapenonderdelen naar andere EU-landen nagenoeg altijd automatisch toegestaan moet worden. Onderdelen maken gemiddeld zo’n 80% uit van de totale Nederlandse wapenexport, maar de zeggenschap over waar deze uiteindelijk terecht komen zou volledig uit handen gegeven moeten worden aan die andere landen, die over het algemeen een soepeler exportbeleid hanteren.
Nederlandse wapenexport zal daarmee op nog meer controversiële bestemmingen terecht gaan komen en wereldwijd bijdragen aan oorlog, onderdrukking en mensenrechtenschendingen. Een recente handelsmissie van overheid en wapenindustrie naar het steeds autoritairder geregeerde Indonesië, dat afgelopen weekend weer met forse repressie optrad tegen demonstranten in West-Papoea, doet ook het ergste vrezen voor wat de regering zelf als wenselijke bestemmingen voor de gepropageerde uitdijende wapenexport ziet.
Wapenindustrie als beleidsmaker
Het in november gelanceerde steunpakket werd voorbereid in overleg met de wapenindustrie, die ook nauw betrokken wordt bij de verdere uitvoering. Dit bij beleidvorming betrekken van de industrie is een verdere escalatie van een al eerder ingezette trend, zo mochten vijftig wapenbedrijven, onder auspiciën van lobbyorganisatie NIDV (Nederlandse Industrie voor Defensie en Veiligheid), al input leveren voor de Defensievisie 2035 van de vorige regering.
De regering omarmt wapenbedrijven als experts en samenwerkingspartners om de nationale veiligheid te bevorderen, maar in de praktijk zijn die natuurlijk vooral geïnteresseerd in het verhogen van hun eigen omzet en winsten. Zo worden de commerciële belangen van de wapenindustrie een integrale drijvende factor in Nederlands defensie- en wapenexportbeleid. Het is ongehoord dat bedrijven beleid mee kunnen gaan maken, zeker als dit verstrekkende gevolgen voor mensenlevens hier en elders kan hebben.
De ontwikkelingen in Nederland zijn tekenend voor de koers die het Globale Noorden heeft ingezet sinds de Russische invasie in Oekraïne. Er zijn enkele honderden miljarden euro’s aan extra militaire uitgaven aangekondigd en er worden allerlei financiële en andere steunmaatregelen voor de wapenindustrie genomen. Het recente rapport ‘Smoke Screen: How states are using the war in Ukraine to drive a new arms race’ van het Transnational Institute (TNI) en Stop Wapenhandel laat zien hoe zeer deze industrie profiteert van de oorlog, de wind mee krijgt in verschillende langerlopende debatten en steeds meer op de beleidsstoel gezet wordt.
Het produceren en verkopen van steeds meer wapens zal de wereld niet veiliger maken; het drijft spanningen op, verkleint de ruimte voor diplomatie en conflictpreventie en onttrekt geld aan noodzakelijke uitgaven op sociaal en duurzaamheidsvlak. De stappen die Nederland en veel andere (EU en NAVO-)landen nu zetten om de wapenindustrie te steunen en wapenexporten te bevorderen zijn onverstandig en gevaarlijk, dragen bij aan wereldwijd geweld en onderdrukking en dienen primair de bankrekeningen van wapenbedrijven. De Tweede Kamer debatteert volgende week over het wapenexportbeleid, een uitgelezen moment om aan de rem te trekken en deze desastreuze ontwikkelingen een halt toe te roepen.