Uit onderzoek dat werd uitgevoerd door The Guardian in samenwerking met zo’n dertig politieke wetenschappers blijkt dat populistische partijen in Europa drie keer zo groot zijn geworden in de afgelopen twee decennia. Dit leidde ertoe dat in elf landen een populistische partij aan een regering deelnam. In totaal werden 31 Europese landen geanalyseerd.
In 1998, het jaar dat als beginpunt werd genomen, stemde zo’n 7 procent van de kiezers op een populistische partij. In de meest recente verkiezingen ging een op de vier stemmen in die richting. Politiek socioloog Matthijs Rooduijn, verbonden aan de Universiteit van Amsterdam, leidde het project. Hij ziet een duidelijke verschuiving: “Niet lang geleden was populisme een fenomeen dat zich aan de politieke rafelrand ophield. Vandaag de dag is het in rap tempo mainstream aan het worden: sommige recente politieke ontwikkelingen, zoals het Brexit-referendum of de verkiezing van Donald Trump, kunnen niet worden begrepen zonder de opkomst van populisme daar in mee te nemen.”
Aanhangers van populisme zien in de stroming een middel voor de gewone man of vrouw om zich af te zetten tegen de gevestigde belangen. Het vormt zo een vitaal onderdeel van de democratie, betogen ze. Criticasters zeggen juist dat populisten die macht krijgen vaak een stap verder gaan dan de elite die ze zeiden te bestrijden. Media moet het vaak als eerste ontgelden en ook rechten voor minderheden en de rechterlijke macht hebben het doorgaans zwaarder onder populistische machthebbers.