Bij een rechtsstaat horen wettelijke waarborgen tegen het schenden van privacy door inlichtingendiensten
Afgelopen zaterdag (3 februari, NRC) legde minister Ollongren uit waarom D66 van een vurig tegenstander is bekeerd tot een voorstander van de wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Groot pijnpunt voor de tegenstanders van de wet is de sleepnetbevoegdheid. De diensten mogen voortaan enorm veel gegevens verzamelen over grote groepen mensen, en pas daarna selecteren op bruikbaarheid. Met wie mensen bellen, appen, welke sites ze bezoeken, hoe gezond ze zijn, op wie ze vallen of wat hun bedrijfsstrategie is: met de nieuwe wet kan het allemaal als bijvangst bij de diensten terechtkomen.
Maar volgens Ollongren zal deze wettelijke mogelijkheid geen werkelijkheid worden. Want in het regeerakkoord zijn “waarborgen opgenomen waardoor de wet niet als ‘sleepnet’ kan gaan werken.” Voor de zekerheid zal het kabinet na twee jaar evalueren of de diensten inderdaad hebben nagelaten hun nieuwe bevoegdheid te gebruiken.
De vorige minister Plasterk volgde dezelfde lijn. Ook hij vroeg om vertrouwen dat de diensten verantwoordelijk zullen omgaan met hun bevoegdheden. Maar als het niet de bedoeling is om stelselmatig en op grote schaal gegevens over Nederlanders te verzamelen, waarom maakt de nieuwe wet dit dan wel mogelijk? En als dit kabinet via het regeerakkoord een slot op de bevoegdheid kan zetten, dan kan een volgend kabinet de sleepnetbevoegdheid toch ook weer activeren? Geen geruststellende gedachte. In een rechtsstaat horen juist bij vergaande bevoegdheden van veiligheidsdiensten wettelijke waarborgen tegen het schenden van privacy.
Op 21 maart hebben we de mogelijkheid de nieuwe wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten af te wijzen. Als de meerderheid van de bevolking ‘nee’ stemt ontstaat er ruimte om veranderingen aan te brengen. Voor GroenLinks hebben twee veranderingen prioriteit. De eerste gaat over het afschaffen van de sleepnetbevoegdheid: het verzamelen van gegevens moet veel gerichter.
De tweede gaat over de samenwerking met buitenlandse diensten. De nieuwe wet maakt het mogelijk dat buitenlandse diensten informatie krijgen die door onze eigen diensten nog niet is gelezen en beoordeeld. Dat kan efficiënt zijn, maar is ook heel vergaand. Op zo’n harde schijf vol informatie kan van alles zitten. Bedrijfsgevoelige informatie bijvoorbeeld, of welke medicijnen je gebruikt. Zelfs informatie die in Nederland wettelijk beschermd is, zoals journalistieke bronnen. De minister moet weliswaar toestemming geven voor de gegevensoverdracht, maar hoe kan zij een inhoudelijke beoordeling geven als niet bekend is om welke gegevens het gaat? Die overdracht van ongelezen informatie moet daarom uit de wet.
De inlichtingen- en veiligheidsdiensten verdienen een wet die hun voldoende armslag geeft om hun werk te doen. De oude wet voldeed daarin niet. Die was niet toegesneden op dit tijdperk van kabelgebonden communicatie. Maar de nieuwe wet gaat veel en veel te ver. Zodra de wet is afgewezen in een referendum moet de Tweede Kamer de sleepnet wijzigen om de bevoegdheden van de inlichtingendiensten te begrenzen. Voor een veilig en rechtvaardig Nederland.