Een tussenevaluatie van het Coronabeleid toont een zorgwekkend beeld
PvdA-leider Lodewijk Asscher, andere oppositiepartijen en OMT-lid Marion Koopmans riepen op tot een onafhankelijke “in-action review” van het kabinetsbeleid in de Coronacrisis. Het kabinet trachtte dat tevergeefs tegen te houden. Maar de grootste crisis in decennia is nog lang niet voorbij, en een evaluatie van de eerste uitbraakfase is urgent. Op basis van publiek beschikbare informatie maken wij daarom een voorzichtige balans op. Het beleid leggen wij tegen de meetlat van succes naar eigen doelstellingen, gezondheidsschade, wetenschappelijke onderbouwing, goede communicatie en gevolgen voor ons maatschappelijk weefsel.
De meest gangbare meetlat voor beleid is of het voldoet aan de eigen doelstellingen. Het kabinet wilde kwetsbare groepen beschermen, de gezondheidszorg staande houden en de economie waar mogelijk ontzien. Of het beleid wat de economie betreft succes heeft is moeilijk in te schatten. Het relatief hoge infectieniveau in Nederland lijkt onze handel en toerisme te beperken nu meerdere landen ons uitsluiten van directe vluchten. Een lichtpunt is wel dat Nederland nooit echt thuisquarantaine van de hele bevolking heeft gekend, zoals bijvoorbeeld Frankrijk of Spanje. Of de deur uit kunnen gaan extra infectie heeft opgeleverd is niet duidelijk, maar het is wel beter geweest voor het welzijn van de bevolking en denkelijk ook voor de economie.
De gezondheidszorg (en in het bijzonder de Intensive Care-afdeling van ziekenhuizen) is als systeem in principe toegankelijk gebleven voor nieuwe Covid-gevallen. Maar de oorspronkelijk beschikbare IC-capaciteit is overschreden en daarna ook de opschaalcapaciteit van 1.100 bedden. Het absolute maximum van rond de 2.000 bedden werd met een top van 1.400 patiënten niet bereikt. Statistische analyse, een brief aan huisartsen over ontmoediging van IC-behandeling bij bepaalde groepen en veel anekdotisch bewijs maken zeer aannemelijk dat de toegang van ouderen tot de IC’s meer dan normaal beperkt werd op het hoogtepunt van de golf. En de reguliere niet-spoedeisende zorg werd in de meeste ziekenhuizen minstens een maand stilgezet. Het ziekenhuispersoneel heeft enkele maanden onder grote stress moeten werken, vooral in Noord-Brabant en Limburg.
Het beschermen van de “kwetsbaren” is niet goed gelukt. In meerdere verpleeghuizen is ongeveer de helft van de bewoners overleden, denkelijk grotendeels aan Covid-19. In tientallen verzorgingshuizen ontstond in maart een chaotische situatie waarbij gezichtsmaskers en Covid-tests grotendeels afwezig waren en ziektegevallen niet eens gemeld werden. Ook mensen die een verhoogd risico hebben bij coronabesmetting, en dat zijn er miljoenen in ons land, moeten al maanden erg voorzichtig zijn. Het kabinetsbeleid van gecontroleerde verspreiding dreigt die sociale isolatie zelfs permanent te maken.
Op basis van de eigen criteria heeft het kabinetsbeleid dus weinig succes behaald. Als we naar meetbare resultaten kijken is de balans niet positiever. Nederland meet lang niet alle Covid-doden, maar een analyse van de New York Times plaatst Nederland op een gedeelde derde plaats in Europa qua vermoedelijke Covid-sterfte. Dit is ook te verwachten, omdat Nederland net als Zweden expliciet niet koos voor maximaal indammen van de uitbraak. Meer infecties betekenen helaas meer sterfte.
Het is ook noodzakelijk dat het beleid wetenschappelijk verantwoord is. Ook daarbij is veel af te doen aan de Nederlandse aanpak. Eind januari werd Corona door het RIVM beschouwd als een relatief ongevaarlijk virus en besmettelijkheid van mens op mens werd onwaarschijnlijk geacht. In februari verklaarde RIVM-directeur Jaap van Dissel dat de uitbraak in Wuhan in China alleen door de opbouw van groepsimmuniteit kon zijn uitgedoofd (in plaats van door het harde overheidsingrijpen dat daar juist zo succesvol was). Besmetting van volwassenen door kinderen werd bijna uitgesloten, net als gezondheidsschade voor kinderen bij besmetting. Tot op de dag van vandaag lijkt het RIVM er van uit te gaan dat besmetting vooral plaatsvindt door mensen met klachten. Al deze beweringen waren op het moment van uiting controversieel en in de meeste gevallen zelfs ronduit in tegenspraak met de wetenschappelijke consensus, zoals deze bijvoorbeeld door de WHO en het Duitse Robert Koch Institut worden belichaamd.
In een enorme crisis, zoals ons land die nu beleeft, is open en eerlijke overheidscommunicatie essentieel. Zorgelijk is daarbij het opschorten van de Wet Openbaarheid Bestuur voor Coronabesluitvorming. Het kabinet wees op schaarste als verklaring voor het weinige testen in Nederland, maar de echte reden werd onthuld door OMT-lid Ann Vossen: het gecontroleerde verspreidingsbeleid maakt testen buiten ziekenhuizen overbodig.
Van Dissel toonde in de Kamer een grafiek over de relatieve sterfte in Nederland ten opzichte van andere landen, die fouten bevatte die ons land er relatief goed uit lieten zien. Hij moest zijn excuses aanbieden maar herhaalde de eenzijdige voorstelling van zaken de week erna wederom, door een andere grafiek te tonen die Nederland alleen vergelijkt met de zwaarst getroffen landen.
De bewering van premier Mark Rutte dat hij nooit een toespraak over groepsimmuniteit heeft gehouden kwam van de man die op 16 maart (in de eerste landelijke toespraak in bijna een halve eeuw) zulke immuniteit vijf keer schetste als de uitweg uit de pandemie. En nog steeds is niet duidelijk of Nederland bijna geen, weinig of redelijk wat besmettingen duldt de komende jaren. De rol van immuniteitsopbouw als doel van beleid is wel helder, maar welke rol dit bij afwegingen over versoepeling en contactonderzoek speelt is dat niet.
De bevolking vertrouwt het kabinetsbeleid nog steeds in grote meerderheid, maar de vraag is wat gebeurt als bovenstaande communicatiefouten verder boven komen drijven in de media. Ook het vertrouwen tussen burgers staat onder druk, zoals bijvoorbeeld te merken is bij ophef over drukke evenementen op de Dam en in hotels. Voorzichtige burgers komen zo al gauw tegen samenscholende burgers te staan. De regels over 1,5 meter afstand maken andere burgers tot iets dat je weg moet houden; dit gaat in tegen de sociale basisimpuls om elkaar juist na te staan.
De evaluatie van de rechtsstatelijkheid van het Coronabeleid begint bij de noodverordeningen die sinds maart van kracht zijn in alle veiligheidsregio’s van Nederland. Dergelijke maatregelen zijn wettig als ze enkele uren of dagen gelden. De Wet Publieke Gezondheid verplicht de overheid om een zo gevaarlijk virus maximaal in te dammen, wat niet is gebeurd en ook nu het plan niet is. Aangezien het de bedoeling is toe te staan dat de meerderheid van de bevolking besmet zal raken zijn mogelijk de Wet Medisch-wetenschappelijk Onderzoek met Mensen en de rechten op zelfbeschikking en onschendbaarheid van het eigen lichaam overtreden.
De balans van de evaluatie van het kabinetsbeleid valt daarmee langs alle meetlatten negatief of zeer negatief uit. Net als in Zweden is in maart een strategie gekozen die toen al onverstandig was, die overwegend niet goed is uitgevoerd en die helaas tot op de dag van vandaag het beleid bepaalt. Nederland gaat daarmee de jarenlange “dans” met het virus aan met een achterstand in maatschappelijke schade en geloofwaardigheid.
Het is aan de politiek, of althans de oppositie, om een eigen visie op de tussenbalans op te maken. En dan te beslissen of Nederland zich bij de rest van Europa aansluit met hard onderdrukken van het virus met strak testen/contactonderzoek en maskers, of doorgaat met slechts vertragen van de epidemie.
Het is ook de vraag of de verantwoordelijken voor de gang van zaken tot nu toe het vertrouwen van de Kamer en publiek waard zijn om de uitgebreide bevoegdheden van de nieuwe Coronawet te dragen.