'Er heerst een taboe in de Nederlandse journalistiek op het confronteren van extreemrechtse politici met hun eigen extreemrechtse uitspraken'
Gisteren vond op de Dam de Nationale Dodenherdenking plaats, waar werd stilgestaan bij de miljoenen slachtoffers van het rechtsextremisme. Nog geen maand daarvoor, op 12 april, zei Frits Bolkestein in de podcast Betrouwbare Bronnen, dat Hans Janmaat, een openlijke nazisympathisant, het bij het rechte eind had in zijn tijd als fractieleider van de centrumdemocraten. Bolkestein prees Janmaat: ‘Janmaat zei wat wij nu zeggen.’
Grimmig Het was een grimmige uitspraak – vooral in deze tijd van heroplevend rechtsextremisme – en je zou verwachten dat Bolkestein inmiddels – drie weken na het interview – zodanig onder politieke druk zou zijn gezet, dat hij afstand heeft moeten nemen van de gewraakte woorden. Maar er was geen ophef. Er kwam niet één negatieve reactie uit de landelijke politiek. Niet één gefronste wenkbrauw, zelfs niet tijdens het interview zelf, waarin de interviewer, Jaap Jansen – die volgens de podcastwebsite een gerenommeerde journalist zou zijn – klonk als een vermoeide klantenservicemedewerker, die lang geleden is vergeten dat hij journalist is, en geen idee meer heeft wat dat journalistieke metier inhoudt: kritische ondervraging van machtige politici. Weet je wel, met behulp van die uiterst geavanceerde interviewtechniek van de vervolgvraag:
‘Okee, meneer Bolkestein, dat is een pittige uitspraak voor een politicus van een democratische partij. En met welke uitspraken van Janmaat bent u het dan precies eens? Okee, en dan steunt u dus ook de specifieke uitspraken waar Janmaat door de rechtbank voor is veroordeeld? Uh… nee, meneer Bolkestein, sorry dat ik u onderbreek, maar dat is geen antwoord op mijn vraag. Mijn vraag was of u die uitspraken ondersteunt. Ja, wacht, meneer Bolkestein, het spijt me, maar ik ga u nog een keer onderbreken. Nee, u heeft het zelf zojuist gezegd. Ik citeer u. U zei: “Janmaat zei wat wij nu zeggen”. Ik stel u daarom een redelijke vraag: welke onderdelen van Janmaats gedachtengoed ondersteunt u? Ondersteunt u zijn toenmalige activiteiten in het nazi-consortium De Levensboom van de weduwe Rost van Tonningen? Of ondersteunt u enkel de racistische uitspraken waar hij voor is veroordeelt? Meneer Bolkestein. Meneer Bolkestein? Luistert u nog?’
Taboe Niet één kritische vervolgvraag stelde Jansen over Bolkesteins steunbetuiging aan Janmaat. En we weten allemaal waarom hij dat niet deed. Ik weet het. U weet het. Jaap Jansen weet het. En Frits Bolkestein weet het niet alleen, maar heeft er zijn hele politieke loopbaan voor gevochten: de reden is het taboe in de Nederlandse journalistiek op het confronteren van extreemrechtse politici met hun eigen extreemrechtse uitspraken. Zelfs als een politicus zich zelf in de ideologische traditie van het rechtsextremisme plaatst – zoals Frits Bolkestein deed – zelfs dan mag de interviewer de betekenis van die uitspraak niet herhalen, want herhalen zou kunnen worden opgevat als benoemen. En op het benoemen van rechtsextremisme rust een groot taboe.
Dat taboe is inmiddels zo rotsvast verankerd in de Nederlandse politiek dat we vergeten zijn dat het een gevaar vormt. Waar dat wegkijken toe kan leiden herdachten we gisteren: de gruwelen van de vorige extreemrechtse golf. Ja, er zijn verschillen tussen toen en nu. Vandaag marcheert de SA niet in uniform door de straten. Er worden ook nog geen gebiedsveroveringen voorgesteld. En toch is de aanval op onze democratie reëel. De digitale knokploegen van de PVV en FvD zijn reëel en hanteren agressieve – en uiterst succesvolle – intimidatietechnieken. Veel Nederlanders durven zich niet meer uit te spreken. Thierry Baudet zegt het intussen zonder omhaal. De vrijheid van de pers en universiteit moeten worden ingeperkt.
Wat is die vrijheid dan eigenlijk nog, die we vandaag – op Bevrijdingsdag – vieren? En hoe moeten we reageren op de aanzwellende aanval daarop? Moeten we wat vaker extremisten knuffelen? Moeten we ons terugtrekken in onze woonkamers in de hoop dat de extremisten ons daar niet zullen vinden?
We leven in een historische overgangsfase. Het monster van de geschiedenis keert sluipenderwijs in onze persoonlijke levens terug. Laten we op tijd het gevaar herkennen. Laat ons moed tonen. Nu is dit nog ons land, onze democratie. Maar we zullen het luidruchtiger moeten opeisen – voordat het van ons wordt afgepakt.