Soms vraag ik mezelf weleens af wat er van me terecht zou zijn gekomen wanneer ik in de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw in het bezit was geweest van een smartphone. Destijds waren radio en tv de grote afleiders die bewezen dat (denken te kunnen) multitasken een leugen is. Net zoals bij het schrijven van deze column moest ik toen ook al zorgen voor zo weinig mogelijk prikkels van buitenaf om me heen om de gewenste focus te behouden. Had ik het voldoende kunnen opbrengen om de vele verleidingen die de talloze applicaties met zich meebrengen te weerstaan? En wat te denken van de sociale druk om 24/7 online beschikbaar te (moeten?) zijn?
Een ander wezenlijk verschil tussen toen en nu is het buitenspelen. Ik herinner me de uren na school waarin we in onze autoluwe straat knikkerden en speurtochten uitzetten, hutten bouwden, stoeprandje en allerlei andere balspellen speelden en rondjes om het huizenblok renden of fietsten totdat we even naar binnen werden geroepen om te eten. Ook herinner ik me de dagen dat het sneeuwde en we grote sneeuwpoppen maakten. Ze zouden daarna een dagenlange smeltdood tegemoet gaan, op de stoep voor het huis of in de tuin. Het lantaarnlicht in de avond en de doffe klank in de straat, tot stand gekomen door het isolerende pak verse sneeuw, zorgen verder voor een Anton Pieck-achtige herinnering.
Het mag enigszins ‘boomeraal’ klinken, maar ik vraag me af of de huidige generatie kinderen over, pak ‘m beet, dertig jaar, ook kan terugkijken op een persoonlijke geheugenfilm vol met ontdekkende activiteiten die zich niet alleen afspeelden op een schermpje van een beperkt aantal vierkante centimeters. De organisatie Jantje Beton - het goede doel dat zich inzet voor meer speelruimte en speelkansen - sloeg onlangs alarm. Dat deden ze in de vorm van een zogenaamd Buitenspeelalarm, dat vanaf nu elke eerste woensdagmiddag van de maand om 14.00 uur te horen zal zijn en dient om ouders en kinderen attent te maken op de mogelijkheid om buiten te spelen. Woensdag 12 juni zal daarnaast in het teken staan van de Nationale Buitenspeeldag. Op die dag worden overal in het land activiteiten georganiseerd en wegen afgezet voor verkeer, zodat kinderen er ongestoord kunnen spelen.
Deze acties zijn geen overbodige luxe. Op de site van Jantje Beton valt te lezen dat er in Nederland zo’n 400.000 kinderen niet of nauwelijks buitenspelen. Uit onderzoeken is naar voren gekomen dat in 2022 het percentage kinderen dat elke dag buitenspeelde 25 procent was. In 2024 is dat aantal met een percentage van 13 procent zelfs bijna gehalveerd. Niet alleen de huidige digitale uitdagingen en verleidingen zijn daar de boosdoener van, maar ook het gebrek aan speelplekken en de sociale veiligheid zijn vaker een reden voor ouders om hun kind binnen te houden, ondanks het feit dat ze wel graag zouden zien dat hun kind(eren) meer zouden buitenspelen.
De nadelige effecten van te weinig of zelfs helemaal niet buitenspelen stapelen zich daarnaast inmiddels ook op. Gezondheidsklachten zoals overgewicht, diabetes, hart- en vaatziekten en bijziendheid nemen toe. Artsen luiden al enige tijd de noodklok en zien op termijn diverse fysieke en mentale epidemieën ontstaan die voortkomen uit te weinig lichamelijke activiteit en te veel schermgebruik. En laten we daarbij ook de verslechterde motoriek van jonge kinderen niet vergeten, door de verminderde fysieke activiteiten in de buitenlucht. Al met al vraagt de maatschappij om een collectieve aanpassing die ervoor zorgt dat buitenactiviteiten en meer bewegen gestimuleerd wordt, er bijvoorbeeld meer ruimte en aandacht komt voor trapveldjes, speelplekken en veilige straten en volwassenen het goede beweegvoorbeeld geven. Niet alleen met het oog op de gezondheidstoekomst van de jongere generaties, maar tevens voor het creëren van mooie herinneringen, van nu voor later.