Slachtofferstrafrecht
• 25-02-2013
• leestijd 3 minuten
Politiek en media lijken steeds minder op te hebben met de rechten van verdachten
Staatssecretaris van Justitie Fred Teeven wil het mogelijk maken dat slachtoffers zich in een strafzaak ook over de strafmaat kunnen uitlaten. Dat is een onwenselijke ontwikkeling.
Staatssecretaris Teeven presenteerde deze week het onzalige plan om slachtoffers het recht te geven zich in de zittingszaal uit te laten over de straf die ze een ‘dader’ toewensen. Dat is de ‘Visie op slachtoffers’ die de staatsecretaris voor staat, want: “Als slachtoffers niet helemaal gehoord worden, kan dat ze een vreselijk gevoel geven”. De vraag is of het recht van de verdachte op een eerlijk proces in dit verhaal nog een rol speelt?
Niet alleen staatssecretaris Teeven maar ook de media lijken steeds minder op te hebben met de rechten van verdachten. Vaak wordt de term ‘verdachte’ in de berichtgeving zelfs gemakshalve alvast vervangen door ‘dader’. De onschuldpresumptie, het fundamentele rechtsbeginsel dat iedere burger onschuldig is tot het tegendeel is bewezen door een rechter, is kennelijk voor de gemiddelde nieuwsconsument te moeilijk uit te leggen, dus wordt het ook maar niet meer geprobeerd.
Het zogenaamde ‘Burgercomité tegen onrecht’ presenteert ieder jaar een lijst van ‘rechterlijke dwalingen’. In de beleving van Joost Eerdmans en zijn comité zijn dat zaken waarbij de verdachte ten onrechte is vrijgesproken. Ook hij komt al geruime tijd op voor een sterkere positie van het slachtoffer en minder aandacht voor ‘daders’. Het toont aan dat onder sommige burgers een verontrustend gebrek aan vertrouwen in de professionele rechtspraak bestaat. Het verzwakken van de positie van de verdachte, door hem vooral als ‘dader’ te behandelen is daarvoor echter niet de juiste oplossing.
De verschuiving van aandacht in het strafproces van verdachte naar slachtoffer is zorgelijk, zo constateerde ook de Groningse docent strafprocesrecht dr. Mr. Nico Kwakman eerder deze week. Hij geeft aan dat het een stap te ver is wanneer het slachtoffer zich over de eis mag uitlaten: “Het wekt de indruk dat de rechter daar iets mee kan, terwijl dat niet zo is.” Ook andere rechtsgeleerden, zoals voormalig hoogleraar en huidig lid van de Hoge Raad Ybo Buruma, verzetten zich in het verleden tegen de gedachte dat het slachtoffer zich over de strafmaat moest kunnen uitlaten.
Een strafzaak draait primair om de rechtsgang van de verdachte en hoewel de zitting wel een rol speelt bij de verwerking en de officier die positie belicht, is het strafproces niet bedoeld als therapie voor het slachtoffer. In plaats van de positie van het slachtoffer daadwerkelijk te versterken door bestaande regels zinvol in te vullen, zoals ombudsman Brenninkmeijer eind 2012 voorstelde, wil Teeven nu met een loos gebaar het slachtoffer meer rechten geven ten koste van de positie van de verdachte. Een gebaar dat bovendien het vertrouwen in de rechtstaat zou kunnen ondermijnen. Wat immers als de rechter een veel lagere straf oplegt dan die het slachtoffer als rechtvaardig voorkomt? Het risico van valse, hooggespannen, verwachtingen bij slachtoffers is levensgroot. Het gevaar ligt op de loer dat het vertrouwen in de rechtsstaat door deze maatregel alleen maar verder wordt ondermijnd en daar schiet niemand iets mee op.