Ik overweeg om binnenkort met een boek te komen over mijn faux pas, want
mijn verhaal is groter dan een sound bite kan bevatten.
Beste Sint, U hebt wat af te rijmen deze dagen voor pakjesavond en zult het wel razend druk hebben. Ik help u daarom graag op weg met de gedichten voor onderzoekers door u te wijzen op het prachtige rijmwoord waar de commissie Levelt deze week mee kwam: slodderwetenschap.
Ik schrijf “rijmwoord”, want als verwijzer naar waar het voor staat vind ik het zelf niet zo geslaagd. U wel? Ik vind het eerder een aandoenlijke vertaling van sloppy science, het soort wetenschap dat sloddervosjes bedrijven, dan een beeld dat recht doet aan de conclusies van de commissie. Het haalt een beetje de angel uit het verhaal, want ach, wie is er nu niet eens slordig, onoplettend, wat te gehaast, onopmerkzaam?
U niet, natuurlijk, maar ik wel – zoals u weet. Maar nogmaals, ik bied graag mijn hulp aan, ook om weer een beetje goed te maken dat ik dit jaar wéér niet altijd even aardig ben geweest. Ik overweeg om binnenkort met een boek te komen over mijn faux pas, want mijn verhaal is groter dan een sound bite kan bevatten.
U denkt misschien “Slodderwetenschap, wat valt daar nou voor poëzie mee te maken?” Toch zie ik wat speelruimte. “Slodder” is een zelfstandig naamwoord, hier gebruikt als prefix. Deze prefix kan iets zeggen over het object van onderzoek (de slodder; dan is het analoog aan bijvoorbeeld mens-, aard- of taalwetenschap), maar ook over de kwaliteit van de onderzoeker (dan, en dat is het innovatieve van de Commissie Levelt, wordt slodder ineens een bijvoeglijk naamwoord en is het analoog aan quasi- of pseudowetenschap).
Er zijn meer van die prefixen die verwijzen naar kwaliteit én object. Die dubbelzinnigheid biedt u als dichter enige vrijheid; een door het gerijmde gekwetste onderzoeker kan door behulpzame omstanders getroost worden door die andere, ook mogelijke betekenis te opperen. Een paar voorbeelden van vakgebied en/of gedrag van de onderzoeker zijn: flodderwetenschap (respectievelijk onaangepast gedrag/het onderzoek van een ander jatten en onder eigen naam uitbrengen), klodderwetenschap (impressionisme/kliederen met de data zodat die passen bij je eerste indruk) en modderwetenschap (zand-water-combinaties/je collega’s zwart maken ten gunste van je eigen carrière).
Gelieve deze laatste niet te verwarren met aanmodderwetenschap; dat is het planloze onderzoek dat gedaan wordt in de hoop dat er ooit nog eens iets uit komt. U bent oud en weet vast nog wel dat dit soort trial and error onderzoek vroeger standaard was. Tegenwoordig is het meestal naar de vrije tijd verbannen onder de naam don’t-bother-wetenschap. En nu we toch bij de tweetalige rijmwoorden zijn aanbeland, wat dacht u van brother-wetenschap? Het is immers in Nederland nog steeds zo dat mannen de wetenschap domineren; nog geen 15% van de hoogleraren is vrouw.
Als dank voor alle cadeautjes die ik tot nu toe gekregen heb, sluit ik af met een voorzetje:
Voor de zoete onderzoeker
Ach wee als onderzoekersvlijt voorbijgaat aan de deugden van eerlijk- en nauwkeurigheid. Het leidt tot weinig vreugden.
De slodder krijgt altijd wel spijt – althans na de geheugde onthulling van nalatigheid (en tegen heug en meug). De
onslodder kent en neemt de tijd van weten en zal zich, onwillig in het overslaan, van alle stappen en taken hebben gekweten.
Dan maar niet, zo denkt’ie, wekelijks in de krant staan als toppunt van excellentie; liever in de voetnoot zweten dan als de slodder met het modderfiguur te boek gaan.