De olie-industrie wist meer dan een halve eeuw geleden al dat luchtvervuiling een groot gevaar vormde voor de volksgezondheid, maar bleef decennialang lobbyen tegen maatregelen die miljoenen levens hadden kunnen redden. Dat blijkt uit interne documenten waarop The Guardian de hand heeft weten te leggen.
In 1967 stelden onderzoekers van Imperial Oil, een dochterbedrijf van Exxon, al vast dat de olie-industrie een “belangrijke veroorzaker van veel van de belangrijkste vormen van vervuiling” was. Een jaar later constateerde Shell dat auto’s “de belangrijkste bronnen van luchtvervuiling” zijn en dat luchtverontreiniging “schadelijk kan zijn voor de gezondheid”. Het olieconcern wist dat verbranding van zijn producten kon leiden tot ademhalingsproblemen en longschade.
De olie- en gasbedrijven besloten niets met die kennis te doen. Dat wil zeggen: niets goeds. In plaats van maatregelen te nemen, zaaide de fossiele industrie eindeloos twijfel over de schadelijke gevolgen van luchtvervuiling. Dat doet sterk denken aan de manier waarop de bedrijven jarenlang de gevolgen van de klimaatcrisis hebben gebagatelliseerd.
Luchtvervuiling is een van de belangrijkste doodsoorzaken. Blootstelling aan fijnstof leidt jaarlijks tot miljoenen doden. Nog veel meer mensen worden ernstig ziek door de vieze lucht. Wetenschappers hebben vastgesteld dat luchtvervuiling kan leiden tot hart- en vaatziektes en verschillende vormen van kanker.