Hoewel in de beeldvorming vooral allochtone jongeren als daders van geweld tegen homo's worden neergezet, blijkt dit een veel te simpele voorstelling van zaken te zijn
De PVV is de grootste partij onder lezers van de gay krant. Hoe is dit te begrijpen? Waarom keren sommige homo’s en lesbo’s zich af van de multiculturele samenleving? In Nederland is een nieuw seksueel nationalisme ontstaan dat homofobie en intolerantie eenzijdig op het conto van moslims schrijft. Een discussiestuk voor de LGBT-beweging.
Stefan Dudink liet onlangs in de Groene Amsterdammer (4 augustus 2010) zien: homoseksualiteit is als politieke kwestie terug van weggeweest. Openlijke homoseksualiteit wordt gezien als bewijs van authenticiteit, stelt Dudink. Het staat voor morele standvastigheid. Niet alleen homo’s en lesbo’s zelf profiteren daarvan. Ook heteroseksuele politici, intellectuelen, schrijvers en andere persoonlijkheden “baden zich in de morele gloed” die homoseksualiteit in Nederland heeft verworven.
De omarming van homoseksualiteit is niet los te zien van de groeiende afkeer van moslims, waarvan de PVV de politieke uitdrukking is. Geert Wilders stelt bijvoorbeeld in een Volkskrant interview in 2009: ‘Waarom waren wij op de site van de Gay Krant de eerste partij? Denkt dan niemand na? Omdat homoseksuelen in de wijken dagelijks de gevolgen van de islamisering ondervinden. […] Die willen dat andere, intolerante Nederland niet, dat de elite hun opdringt’ (4 juli 2009). Ook buiten PVV-kring neemt de kritiek op de veronderstelde homofobie en seksuele ‘achterlijkheid’ van moslims toe.
Homonationalisme, een begrip van de Amerikaanse criticus Jasbir Puar, is een product van de normalisering van homoseksualiteit in Nederland. Die normalisering heeft iets heel positiefs. Slechts een heel kleine minderheid ontkent nog dat het nodig is aandacht te besteden aan de discriminatie en uitsluiting van homo’s en lesbo’s. Een grote meerderheid van de Nederlanders steunt hun gelijkberechtiging. Meer dan driekwart vindt zelfs dat de Nederlandse regering zich daar internationaal voor moet inzetten.
Gewoon doen Maar de genoemde ‘normalisering’ heeft ook een andere betekenis. Uit het jongste rapport van het SCP over homo-emancipatie, Steeds Gewoner, Nooit Gewoon (2010), blijkt dat homoseksualiteit weliswaar geaccepteerd wordt, maar homo’s niet te veel moeten afwijken. Wie zich niet ‘gewoon’ als man of vrouw gedraagt wordt gezien als niet authentiek, als nep.
Die norm van gewoon doen wordt door homo’s verinnerlijkt. Uit zowel het SCP-rapport als ander sociologisch onderzoek blijkt dat homoseksuele jongeren vooral ‘normaal’ willen zijn. Nichterig en feminien gedrag wordt onder homo’s in de scene steeds vaker afgewezen. Op een forum als gay.nl wemelt het van de afkeurende opmerkingen over extravagante nichten en transseksuelen. Een jonge PVV’er, kandidaat voor zijn partij tijdens de raadsverkiezingen in Den Haag, stelde enige jaren geleden op dat forum voor om homo’s met hiv in hun schaamstreek te voorzien van een tatoeage. ‘De homojongens van nu zijn niet bezig met het ontkennen van hun seksuele voorkeur, maar ondernemen allerlei krampachtige pogingen om ‘typisch homogedrag’ te ontlopen´, schrijft socioloog en onderzoeker Laurens Buijs op Joop.nl. ´Zij vinden dat het interessante deel van hun persoonlijkheid pas begint waar hun homoseksualiteit ophoudt, en geven aan “als mens, en niet als homo” gezien te willen worden’.
De Nederlandse homobeweging is altijd sterk op accommodatie gericht geweest. Dat hangt samen met de ruimte die nieuwe sociale bewegingen na de jaren zestig kregen. Na enige jaren van polarisatie namen veel Nederlanders afstand van conservatieve opvattingen over seksualiteit. De Nederlandse overheid ging bovendien relatief flexibel om met de eisen van homo-activisten. De socioloog Jan Willem Duyvendak heeft laten zien dat de homobeweging in de jaren tachtig een grote rol kon spelen in het bestrijden van de AIDS-crisis. Anders dan in bijvoorbeeld Frankrijk en de VS werd de basis voor een brede radicalisering van de homobeweging als gevolg van de AIDS-crisis hier zo weggenomen. Nederlandse homo’s kregen al gauw een plaats aan de onderhandelingstafel. Hun eisen werden vaker en sneller ingewilligd. Bovendien integreerde de Nederlandse homo-elite relatief gemakkelijk in de politieke partijen die het in de grote steden voor het zeggen hadden.
Secularisering Twee recente historische ontwikkelingen zijn bepalend voor het karakter van het Nederlandse homonationalisme: secularisering en de opkomst van het neoliberalisme. De Nederlandse kerken zijn na de jaren zestig in sneltreinvaart leeggelopen. De sterk seculiere samenleving die is ontstaan wordt vaak voorgesteld als ‘onttoverd’, als rationeel. Maar ook een seculiere cultuur is afhankelijk van symboliek en verbeelding. Het secularisme heeft ook een ‘oorsprongsverhaal’. Daarin speelt seksualiteit een belangrijke rol. De eerste echte Nederlandse homonationalist, Pim Fortuyn, borduurde voort op dát verhaal. Hij belichaamde de breuk met het religieuze verleden. Fortuyn sprak openlijk over zijn homoseksualiteit; vergeleek de sfeer in darkrooms met de katholieke rituelen van zijn jeugd; vertelde over de smaak van sperma; en stak niet onder stoelen of banken dat hij zijn seksueel expressieve levensstijl en identiteit bedreigd zag door ‘achterlijke’ moslims uit een agrarische cultuur. Andere critici van de islam volgden in zijn voetsporen. Ayaan Hirsi Ali, Hafid Bouazza, Rita Verdonk, Afshin Ellian, Joost Zwagerman, Erwin Olaf – allen benadrukten dat ‘de islam’ en seksuele vrijheid niet samengaan.
Steeds vaker worden homofobie en intolerantie eenzijdig op het conto van ‘Marokkaanse straatterroristen’ geschreven. Zelfs EO-kopstukken Knevel en Van den Brink, toch geen toonbeeld van homo-tolerantie, besteedden vorig jaar aandacht aan geweld tegen homo’s in de hoofdstad. ‘Is het een Marokkanenprobleem?’, vroegen ze de Amsterdamse burgemeester gretig. Die beantwoordde relativerend maar bevestigend. Homofobie is effectief tot een probleem van migratie, van de multiculturele samenleving, gemaakt.
Individualiseringsoffensief Met hulp van enkele uitgesproken homofobe moslims zoals de Rotterdamse imam El-Moumni is de homo-emancipatie een symbool van een seculier zelfbewustzijn geworden. In geen enkel land ter wereld zegt zo’n grote groep mensen het eens te zijn met de stelling ‘homoseksualiteit is normaal’. In Nederland kan het homohuwelijk rekenen op de instemming van zo’n negentig procent van de bevolking. Ongeveer tachtig procent is van mening dat het homohuwelijk overal in de Europese Unie legaal zou moeten zijn. Ter vergelijking: slechts iets meer dan de helft van de Duitsers vindt dat. Er lijkt in Nederland dan ook een kloof te bestaan tussen een seksueel progressieve meerderheid en meer conservatieve religieuzen. Maar er wordt wel een heel eenzijdige voorstelling van zaken gegeven wanneer een eenduidig homofobe islam tegenover een eenduidig homo-tolerant Nederland wordt gezet.
Een tweede basis voor de sterke opkomst van het homonationalisme is de overgang naar een neoliberale maatschappij in de jaren zeventig. Daarmee ontstond een andere mentaliteit. De motor van het ‘nieuwe kapitalisme’ was een voortdurend veranderende mode, stijl en smaak. Cultuur en identiteit raakten meer verweven met consumptie. Met als gevolg een verregaande esthetisering en commercialisering van het dagelijks leven. Culturele verschillen werden ontdekt als, letterlijk, waardevol. Consumptie werd zo van groter belang voor hoe we betekenis geven aan onszelf. De wereld is sinds de val van de muur wellicht niet meer maakbaar, het individu is dat wel.
Het neoliberale homoseksuele personage heeft nog weinig te maken met de androgyne, tegen-culturele homo van de jaren zestig en zeventig. Samen met het ideale lichaam raakte de sportschool in zwang. Ook werden homoseksuele mannen ontdekt als koopkrachtige consumenten, die graag zelf sleutelden aan hun representatie. De campy, nonconformistische homo veranderde zo in de kampioen van consumptie en masculiniteit. Dat sluit moeiteloos aan bij het in een neoliberale samenleving gepropageerde ideaal van autonome en consumerende individuen. Fortuyn symboliseerde de nieuwe homo. Zijn levensstijl was een metafoor voor een post-calvinistisch, neoliberaal ethos. Het contrast met de (vermeende) vroomheid en relatieve armoede van islamitische migranten in de volkswijken kon bijna niet groter.
Socioloog Richard Sennett heeft in zijn De Cultuur van het Nieuwe Kapitalisme (2006) en De Flexibele Mens (1998) laten zien hoe in een neoliberale samenleving continuïteit aan betekenis verliest. Het ideale neoliberale individu is ongebonden en individualistisch. Hij of zij houdt zijn eigen broek op, waardeert de onzekerheid van het moderne bestaan en omarmt de flexibilisering. In zekere zin belichamen homo’s die neoliberale waarden. Hun ‘coming-out’ is symbolisch voor de radicale breuk met het verleden. Migranten belichamen daarentegen juist de eigenschappen die in het neoliberalisme als problematisch worden gezien. Vooral hun veronderstelde hang naar gemeenschap en traditie moet het daarom ontgelden.
Zo komt een nieuw soort homoseksualiteit tegenover een essentialistische voorstelling van ‘de islam’ te staan. Homorechten worden ingezet in een individualiseringsoffensief, gericht op (islamitische) migranten. Zij moeten worden gedisciplineerd en beschaafd. Om eindelijk individuele burgers van Nederland te worden, dienen zij oude gewoonten af te leren. Homoseksualiteit wordt de lakmoesproef van hun integratie.
Autochtone intolerantie Het viriele, heteroseksuele nationalisme dat de historicus George Mosse beschreef in zijn befaamde Nationalism and Sexuality (1985) is dus behoorlijk aan transformatie onderhevig. Het nieuwe nationalisme is niet antifeministisch en antihomoseksueel. Het mobiliseert juist seksuele emancipatie (en vrouwenrechten) als bron van een nieuw zelfbewustzijn. Homo-emancipatieretoriek heeft in relatief korte tijd de lange weg afgelegd van Rode Flikkers tot de Amsterdamse VVD en Wilders’ PVV. Nog in 1982 liep de Roze Zaterdag in Amersfoort uit op ernstige ongeregeldheden toen conservatieve jongeren met stenen gooiden. In het huidige Nederland zijn homo’s daarentegen de nationale troetelkinderen. De Amsterdamse gay pride is uitgegroeid tot een nationaal spektakel, vergelijkbaar met de viering van Koninginnedag.
Niemand zal ontkennen dat de strategie gericht op accommodatie zeer succesvol is geweest. De Nederlandse homo is geaccepteerd. Hij geniet formeel gelijke rechten. Maar met die normalisering is ook iets waardevols teloorgegaan: de kritiek op het ‘heteronormatieve’ karakter van de samenleving. Dat leidt tot een paradoxale situatie. Homoseksualiteit wordt breed omarmd, maar de homogemeenschap dreigt zijn levendigheid, zijn ziel te verliezen. De Amsterdamse gay scene gold ooit als avant garde. Maar het homoculturele Amsterdam wordt steen voor steen afgebroken. Amsterdam kent in totaal twee cafés voor lesbo’s. Andere Nederlandse steden hebben vaak amper een gay scene. De torenhoge prijzen in de horeca en de opkomst van een zielloze commercialisering en standaardisering werken daar hard aan mee.
Het nieuwe homonationalisme richt zijn peilen bovendien bijna uitsluitend nog op migranten en hun kinderen. Maar het probleem van homofobie heeft een meer structureel karakter. Hoewel in de beeldvorming vooral allochtone jongeren als daders van geweld tegen homo’s worden neergezet, blijkt dit een veel te simpele voorstelling van zaken te zijn. De eerder genoemde socioloog Buijs laat in zijn onderzoek in Amsterdam zien dat niet religieus geïnspireerde vooroordelen, maar machismo en een afkeer van nichterigheid en extravagant gedrag tot agressie tegen homo’s leiden. Uit onderzoek van Judith Schuijf van MOVISIE blijkt dat de daders van geweld tegen homo’s in Nederland in 86 procent van de gevallen van autochtone afkomst zijn.
Moet zo’n cijfer niet begrepen worden? Dat homofobie en anti-homogeweld in het seksueel zo progressieve Nederland zo virulent blijven laat zich niet allemaal en eenduidig verklaren als een probleem van slecht integrerende migranten en moslims. Evenmin zijn de cijfers in het eerder genoemde SCP-rapport daarop terug te voeren. Die laten zien dat de helft van de homoseksuele jongeren wel eens aan zelfmoord denkt. Zestien procent van de meisjes en negen procent van de jongens heeft zelfs een poging gedaan. Maar zulke ongemakkelijke waarheden passen niet binnen een homonationalisme dat de kern van het probleem zoekt buiten de Nederlandse, seculiere cultuur.
Op de Universiteit van Amsterdam wordt op 27 en 28 januari een grote, internationale conferentie over seksueel nationalisme georganiseerd: www.sexualnationalisms.org. Op de vooravond van de conferentie, op 26 januari, organiseren UvA Pride en het Amsterdam Research Center for Gender and Sexuality (ARC-GS) een debat in De Balie.