Het kabinet-Schoof wankelt aan alle kanten. Dag en nacht worden de scheuren en gaten hier en daar gelapt.
Eigenlijk komt het experimentele ‘geniale’ idee voor een extraparlementaire regering voort uit angst, ontrouw, buitensluiting, en de zaden van de revanche voor ”functie elders”. De heer Omtzigt was aanvankelijk berekenend, toen puntje bij paaltje kwam trok hij zich terug van directe verantwoordelijkheid, want hij wilde graag dat dit kabinet extra rommelig en versplinterd door zou gaan. Daarom was zijn steun vaag en onstabiel, dit met het doel om uiteindelijk premier van Nederland te worden. Nu beseft hij dat hij mis mikte.
Ik geloof dat de heer Wilders zich nu bewust is van de einddoelen van zijn politieke tegenpartner Omtzigt. Geen van beide heren wil echter zichtbaar met hamer en schop het kabinet te lijf gaan. De VVD houdt het toneelstuk van kabinet-Schoof in de gaten via de coulissen van de Tweede Kamer en de kieren van Algemene Zaken.
Enkele ministers van Wilders’ collectie, vooral vurige poortwachters, zoeken hier en daar kruimeltjes van steun buiten het vaderland voor hun droom: de asielnoodwet. In het vaderland heeft de Nederlandse Senaat hun droom als niet wenselijk, niet realistisch en onhaalbaar geschetst.
Noodwet of spoedwet is niets anders dan een politiek spelletje, touwtrekkerij tussen rechts idealisme en vaag, chaotisch liberalisme. Ze lijken op half-om-halfgehakt, een mengsel zonder originele kwaliteit of smaak, maar wat voordeliger voor de portemonnee.
Beide heren, Omtzigt en Wilders, doen denken aan de Griekse mythologische Sisyphus, stichter en koning van zijn rijk. Hij was een sluwe man maar beging de vergissing de goden uit te dagen. Hij wist telkens aan hen te ontsnappen, maar verergerde hiermee zijn uiteindelijke straf. Die luidde dat hij tot het einde der tijden in de Tartarus een rotsblok tegen een berg moest duwen.
De heer Omtzigt zag de rechtsstaat in het begin als de berg en de heer Wilders, met al zijn kennis en ervaring, trapte in die valstrik. Nu doet hij wat rustiger aan want hij beseft heel goed dat het duwen van het rotsblok hopeloos en vermoeiend is. Toch zoeken hij en zijn vertrouwelingen in Afrika een zwarte sluier om hun gezichtsverlies af te dekken.
De heer Schoof is tot in de puntjes een brave schooljongen: keurig, netjes gekleed, legt de nadruk op ambtelijke termen, vermijdt elke confrontatie, hij schudt met zijn hoofd alle kanten op om alles goed te observeren. Jammer voor hem, op deze manier graaft hij zijn eigen politieke graf.
Als voor Wilders en zijn koppige vertrouwelingen de noodwet een heilig boek is geworden, dan rennen ze achter een fantoom aan. Niet omdat het onhaalbaar is, maar het druist in tegen de oeroude Hollandse traditie een rustoord te bieden aan diegenen die gevaar lopen.
Wat spoedig en hard nodig is, is een noodwet om deze heren en vrouwen een halt toe te roepen. Dat kan ook gebeuren.