Als docent maatschappijleer leg ik mijn leerlingen uit wat de rechtsstaat betekent.
De achtergrond van de rechtsstaatgedachte is dat de burger beschermd wordt tegen de willekeur van de overheid.
Nu was ik laatst bij de Nova college tour, een televisieuitzending. Het onderwerp was ’Schijt aan gezag’. Martin Sitalsing, politiekorpschef, en Hero Brinkman, PVV-Kamerlid, gingen over dit onderwerp in debat met Robert Coblijn, een jongere uit de Bijlmer. Robert was uitgenodigd, omdat hij voor zijn vriend was opgekomen die in zijn ogen onterecht was opgepakt door de politie. Tijdens de uitzending vertelt Robert dat hij met een paar vrienden naar een buurthuis was gegaan om te rouwen vanwege de dood van de negentienjarige rapper Ishmael Gumbs. Daar aangekomen werd zijn vriend Gideon Everduin (alias: Gikkels) zonder duidelijke reden hardhandig door de poltitie aangepakt. Achteraf bleek het vanwege een samenscholingsverbod te zijn. Tot hier had Robert de zaal overtuigd van het onjuiste optreden van de politie. Vervolgens vertelt Robert dat hij ertussen was gesprongen en zijn vriend had losgeworsteld.
Op het moment dat Robert dat vertelt, verliest hij volgens mij en de zaal zijn rechten en is hij fout, los van de vraag hoe fout de politieagent was. De presentator gaat jammer genoeg niet verder in op het waarom van Roberts actie.
Volgens mij was dit een gemiste kans, omdat dit juist het punt was, waar het debat ‘Schijt aan gezag’ een interessante wending had kunnen nemen. Robert is namelijk volledig overtuigd dat het zijn recht is om tussen de politie en zijn vriend in te springen en hem te bevrijden.
Na de uitzending heb ik Robert en Gideon opgezocht en aangesproken op dit punt. Ik kon hen niet overtuigen dat Robert fout zat. Sterker nog, zij overtuigden mij van hun situatie. Zij hebben mij ervan weten te overtuigen dat Robert voor zijn vriend moest opkomen en daarbij bewust de wet overtrad. Dat ze mij hebben weten te overtuigen, komt doordat ze inzichtelijk maakten dat zij structureel te maken hebben met de politie die hen in de weg zit, die hen met willekeur behandelt.
Waarom vind ik dat als docent nu zo ongelooflijk interessant? Omdat Robert en Gideon jongeren vertegenwoordigen die op een intelligente manier verwoorden wat er speelt bij een groep van mijn leeringen. Deze jongeren ervaren niet dat ze beschermd worden tegen de willekeur van de overheid. Zij ervaren dat anders. Vanuit hun perspectief worden ze met willekeur behandeld door de overheid. Daardoor hebben zij schijt aan het gezag.
Wat is mijn taak als docent maatschappijleer? Moet ik jongeren leren om tijdens een toets staatsrecht de juiste betekenis van de rechtsstaat te reproduceren? Of moet ik jongeren leren dat zij in de samenleving van nu aan het kortste eind zullen trekken met dergelijk gedrag? Of leven de docent en de leerlingen in een ander paradigma?