In 2010 pleitte hij ervoor om het aantal bewindslieden zo laag mogelijk te houden.
De burn-out van minister Bas van ’t Wout van Economische Zaken heeft Mark Rutte niet onberoerd gelaten. De demissionaire premier wil zich gaan bezinnen over de vraag of er meer ministers nodig zijn om het werk nog aan te kunnen. ‘Zodat je die vier jaar kunt overleven en er ook gezond weer uitkomt,’ zei hij gisteren na afloop van een EU-top in Brussel.
Van ’t Wout is immers lang niet de eerste politicus die het van al het geploeter op het Binnenhof tussen de oren gekregen heeft. Eerder stortte ook minister Bruno Bruins van Volksgezondheid al in en moest zich laten vervangen. Daarnaast zijn er diverse Kamerleden bezweken onder de zware werkdruk, zoals de CDA’ers Pieter Omtzigt en Harry van der Molen. Misschien laden Haagse politici wel te veel hooi op hun vork.
Over Kamerleden gaat Rutte niet, maar als het het nieuwe kabinet betreft speelt hij natuurlijk wel degelijk een sleutelrol. En de (zoals hijzelf vurig hoopt ook toekomstige) premier wil best zijn gedachten laten gaan over maatregelen die de stress wat kunnen verminderen. Dat het volgende kabinet meer ministers telt dan zijn voorgangers is voor Rutte ‘geen taboe’ meer, zo liet hij in Brussel weten. ‘Ik verwacht bij een volgende ministersploeg toch iets meer mensen te hebben.’
Dat is heel andere taal dan de premier in 2010 nog sprak bij het aantreden van zijn eerste kabinet. Toen pleitte hij ervoor om het aantal bewindslieden zo laag mogelijk te houden. Rutte I (een minderheidskabinet van twee partijen) verscheen aan de start met slechts twaalf ministers (inclusief de premier). Rutte II, dat een kleine twee jaar later het bordes beklom, had er één meer, maar dat betrof een meerderheidsregering, zij het van opnieuw slechts twee partijen. Bij Rutte III ging de personele bezetting opeens flink omhoog. Dit kabinet had zestien ministers, maar bestond dan ook uit vier partijen.
Hoeveel bewindslieden krijgt Rutte IV? Twintig? Misschien nog meer? Het zou mij niets verbazen. En ik ben bang dat dat weinig te maken heeft met de stijgende werkdruk. Er ligt, denk ik, een heel andere oorzaak aan ten grondslag. Het nieuwe kabinet zou namelijk wel eens vijf partijen kunnen tellen: VVD, D66, CDA, PvdA en GroenLinks. Te veel, zo zal Rutte ongetwijfeld vinden, en zeker te veel linkse, of linksige partijen. Maar een andere meerderheidscoalitie valt moeilijk te vormen. Want PvdA en GroenLinks willen kennelijk niet zonder elkaar, en andere opties zijn er nauwelijks. Dus vooruit dan maar met de geit (om CDA-leider Wopke Hoekstra te citeren). En als er meer partijen nodig zijn voor een meerderheidsregering, heb je ook meer ministers nodig. Logisch toch?
Rutte doet dus waar hij bij uitstek goed in is: hij laat zijn standpunten varen en handelt naar bevind van zaken. Eerder was hij nog van mening dat je bij de samenstelling van een ministersploeg ‘de trap van bovenaf schoon moest vegen’. Hoe minder bewindslieden, hoe beter. Ministers moesten het naar zijn mening ‘net iets te druk’ hebben, dan presteerden zij des te beter en bemoeiden zij zich niet met elkaars winkeltje.
Dat kan je opvatting zijn als je te maken hebt met een tweepartijenkabinet, maar als het er meer worden valt zoiets moeilijker vol te houden. Dan maar meer ministers. Geen taboes, anders word je nooit de kampioen-premier van Nederland.