Voor racistische omschrijvingen van kunstobjecten is geen plaats meer
Het Rijksmuseum schrapt negers, hottentotten en eskimo’s uit de omschrijving van de collectie. In de aanduiding van kunstobjecten zullen de kwetsende etnische aanduidingen worden vervangen door neutrale termen.
Dat meldt Het Parool woensdag. Het museum is het project gestart naar aanleiding van een groeiend gevoel van ongemak over racistische termen die veelal hun oorsprong vinden in de koloniale tijd. Eveline Sint Nicolaas, conservator op de afdeling geschiedenis:
‘Een zwarte vrouw werd vroeger al snel als negerin of negerinnetje omschreven. Dat ervaren veel mensen nu terecht als denigrerend.’
In de nieuwe richtlijnen staat dat de huidskleur van de geportretteerden in principe niet meer wordt vermeld, tenzij daar in de duiding van het object een noodzaak toe is.
Wat ook heeft meegespeeld bij het besluit de termen te schrappen, is de grootschalige digitalisering van de collectie. Hierdoor kunnen bezoekers van over de hele wereld via de website de omschrijvingen inzien. Dat besef heeft ertoe geleid ‘de traditionele eurocentrische blik kritisch te benaderen’.
Het is nu de taak aan een speciale werkgroep om de gewraakte termen in kaart te brengen. Een helse klus, want het gaat hierbij niet alleen om titels van kunststukken, maar ook om omschrijvingen van stukken of bijschriften in fotoalbums. Een eerste, snelle zoekopdracht op ‘bosnegers’ leverde al vijftig resultaten op.
Sint Nicolaas: ‘Daarmee ben je er nog niet. We weten vaak heel goed wat niet meer kan, maar we weten lang niet altijd hoe we een voorstelling wel moeten omschrijven. Als het gaat om een betere beschrijving van inheemsen in Suriname, om een voorbeeld te geven, kunnen we kiezen uit Caraïben of Arowakken. Welke stam, dat wordt niet altijd duidelijk op basis van de voorstelling.’
Dat het niet in alle gevallen ingewikkeld is, laat een foto van Hendrik Doyer uit het Suriname van het begin van de twintigste eeuw zien. De omschrijving ‘zwart negerinnetje’ is aangepast naar ‘Surinaams meisje’.
De oude titels blijven om geschiedkundige redenen wel bewaard, zij het in het archief. Binnen het museum zelf is er in elk geval geen enkele discussie over de beslissing het museum met z’n tijd mee te laten gaan:
‘Iedereen is er heel positief over. We hopen in het voorjaar een heel eind te zijn met de aanpassingen. Na de jaarwisseling gaan we met andere musea om de tafel zitten om ervaringen uit te wisselen. De volkenkundige musea beschikken over grote expertise, maar voor de meeste musea is dit nog onbekend terrein.’