Zo doe je dat dus. Onze grootste levende schrijver zijn.
Remco Campert wordt op zondagochtend in het VPRO programma Boeken geïntroduceerd als ‘onze grootste levende schrijver’. Aanleiding voor zijn optreden is de bundeling van zijn verhalen uit de Volkskrant met een titel die past bij een man van zijn statuur: Het verband tussen de dingen ben ik zelf.
En dus antwoordt hij, als presentator Wim Brands wil weten wanneer zijn nieuwe dichtbundel uitkomt, zoals het de koning van de Nederlandse literatuur betaamt: ‘Als hij af is.’ Het is duidelijk. Remco Campert wacht niet op de wereld, de wereld wacht op Remco Campert. Hij leeft volgens andere wetten dan wij stervelingen. Hier zit onze grootste levende schrijver. Zo lijkt het althans heel even…
Want gelijk begint Campert met het ontkrachten van de mythe door de vraag van de presentator alsnog keurig te beantwoorden: ‘Want hij is nog niet af. Er moet nog wat bij. Dus aan het einde van het jaar, vermoed ik, hoop ik.’ Zonder opsmuk beschrijft hij zijn dagelijkse arbeid: ‘Om twaalf uur sukkel ik naar mijn tafel en dan schrijf ik vier uur… Over mijn column in de Volkskrant doe ik soms wel twee dagen… Voor poëzie kun je niet gaan zitten, ik niet althans.’ Onomwonden vertelt hij dat hij het hoofdpersonage, van de ‘kleine roman’ een doodlopende steeg heeft ingeschreven en dat hij nu worstelt om hem daar weer uit te krijgen. Op een gegeven moment vertelt hij zelfs dat hij ooit proza is gaan schrijven omdat er met gedichten schrijven nu eenmaal geen droog brood te verdienen is.
Onze grootste levende schrijver leest, steeds zwaarder ademend, de soevereine gedichten voor die de presentator hem één voor één aangeeft. Hij vertelt geroutineerd over zijn jeugd, de oorlog en de naderende dood. ‘Het graf is al besteld, want als je op een aardig plekje komt te liggen heb je iets om je op te verheugen.’ Hij lepelt rake inzichten op als: ‘Over de dood kun je niet nadenken.’ Hij vraagt zich hardop af of hij niet genoeg geschreven heeft, maar concludeert dat hij het leuk vindt, en dat is genoeg. Geen enkele vraag verrast hem, geen aspect van zijn leven waar hij niet over lijkt te hebben nagedacht. Hij vertelt. Open, kwetsbaar, wijs. Toch lijkt onze grootste levende schrijver af en toe ook een oude circusbeer die gedwee zijn beste kunstjes opvoert.
Het leidt zelfs tot lichte overmoed bij presentator Wim Brands die zich plots een eigen mening permitteert nadat ze het gehad hebben over de plek waar Campert begraven gaat worden: ‘Het lijkt mij altijd wel mooi om op een berg begraven te worden’, bekent Brands. Op dat moment beginnen de oogjes van de oude meester te twinkelen en verklaart hij droog: ‘Dat is wel een heel gesjouw!’ En als Brands op het einde van het gesprek Campert zelfs adviseert om zijn nieuwe dichtbundel de titel Leven te geven, omdat dat “toevallig” een prachtig einde van de uitzending vormt schudt onze grootste levende schrijver hem de hand en spreekt ironische de woorden: ‘Ik zal het onthouden.’ ‘Zo doe je dat dus.’ Dacht ik. ‘Onze grootste levende schrijver zijn.’
Lees hier het vorige artikel van Pieter Perry over Bram Moszkowicz
Pieter Perry (copywriter bij CCCP) speurt elke week naar de ongeplande momenten van menselijkheid bij nieuwsgasten. Volgende week weer een nieuwe column.