Opziendbarend onderzoek haalt aanname dat religie juist altruïsme en naastenliefde stimuleert onderuit
Algemeen wordt aangenomen dat religie mensen leert meer om elkaar te geven. Een thema van wetenschappers heeft experimenten uitgevoerd met 1170 kinderen in zes verschillende landen om te zien of dat klopt. Het resultaat? Het tegenovergestelde blijkt het geval.
Het team wetenschappers onder leiding van psycholoog Jean Decety van de universiteit van Chicago onderzocht kinderen in Canada, China, Jordanië, de VS, Turkije en Zuid-Afrika. Daarbij werd gekeken naar christelijke, islamitische en niet-religieuze gezinnen waarbij steeds een kind onder de loupe werd genomen. Eerst werden de ouders ondervraagd over het empathische vermogen en rechtvaardigheidsgevoel van hun kind. Religieuze ouders beoordeelden hun kroost daarbij het hoogst. De kinderen kregen beelden getoond van kinderen die smoezen, anderen duwen en laten struikelen, zowel opzettelijk als per ongeluk. De onderzochte kinderen moesten vervolgens aangeven hoe gemeen ze de handelingen vonden en welke straf er opgelegd moest worden. Religieus opgevoede kinderen oordeelden over alle handelingen harder en stelden de zwaardere straffen voor dan niet-religieuze leeftijdgenoten. Moslimkinderen kozen daarbij voor de zwaarste straffen, christelijke kinderen waren daarentegen het meest intolerant.
Vervolgens werd met de kinderen het ‘dictatorspel’ gespeeld waarbij getest wordt in hoeverre kinderen bereid zijn hun bezittingen met anderen te delen. Daaruit werd duidelijk dat hoe religieuzer een kind is opgevoed, hoe geringer de bereidheid te delen met anderen. Religie bleek daarbij de enig bepalende factor, tot welke cultuur of land het kind behoorde had geen invloed op het weggeefgedrag.
De resultaten staan in schril contrast met het cliché dat het juist de religieuzen zijn die meer om hun naasten geven. Waarom dat zo is, is nog onduidelijk maar de onderzoekers komen wel met een mogelijke verklaring: juist omdat religieuze mensen van jongs af aan geleerd wordt dat ze ‘beter’ zijn dan anderen, zijn ze minder geneigd goed gedrag te vertonen. Ze verkeren onbewust in de veronderstelling dat het altijd al goed genoeg is wat ze doen.