Waarom zijn juist grote schrijvers regelmatig zo ongelooflijk rechts?
“Steeds beter begrijp ik waarom Gerard Reve zich in de drammerig progressieve jaren zestig van de vorige eeuw tot het katholicisme bekeerde”, schrijft Raymond Taams op deze site. Hij citeert de volksschrijver, die in een interview verklaarde: “Ik ben te intelligent om racist te zijn, racisme is iets voor domme mensen”. Daarmee wordt zijdelings een interessant vraagstuk aangesneden: waarom zijn juist grote schrijvers regelmatig zo ongelooflijk rechts?
Reken maar dat Reve een racist was. Hij leefde te vroeg om de Marokkanen op de korrel te nemen. In plaats daarvan richtte hij zijn gifpijlen op de zogenaamde ‘rijksgenoten’, mensen uit Suriname en de Antillen. Uit vrees voor wat er na de onafhankelijkheid zou gebeuren, emigreerde ongeveer de helft van de Surinaamse bevolking in de jaren zeventig naar Nederland. Deze immigranten kregen dezelfde verwijten naar hun hoofd geslingerd als heden ten dage asielzoekers, Marokkanen en moslims in het algemeen: ze weigeren zich aan te passen. Ze doen niet mee. Ze zijn een gevaar voor vrouwen. Ze komen alleen om van de sociale voorzieningen te profiteren. Ze leggen beslag op de huizen. Zij krijgen alles. Wij krijgen niets.
Reve schreef: “Nu moeten we nog van die Surinaamse en Curaçaose & Antilliaanse troep af. Ik ben er erg voor, dat die prachtvolken zo gauw mogelijk geheel onafhankelijk worden, en ons niks meer kosten, zodat we ze allemaal met een zak vol spiegeltjes en kralen op de tjoeki tjoeki stoomboot kunnen zetten, enkele reis Takki Takki Oerwoud, meneer!” Toen deze regels geschreven werden, ging al menig wenkbrauw omhoog. De fans echter spraken van ‘Reviaanse ironie’. Hij was een superieure grappenmaker.
Dat was hij niet. Reve meende alles wat hij schreef. Hij had het geloof in het communisme van zijn jeugdjaren verwisseld voor de dogma´s van de conservatieve vleugel in de katholieke kerk. Daar hoorde bij wat je in die jaren een Telegraafmentaliteit zou noemen: een zeer rechtse levensvisie waarin niet alleen afkeer van rijksgenoten paste maar ook haat tegen demonstranten en werkschuw tuig. Nog steeds citeren Reve’s geestelijke nazaten zijn gedichtje over zuster Immaculata. Waarin deze levenshouding goed tot uiting komt:
Zuster Immaculata die al vier en dertig jaar verlamde oude mensen wast, in bed verschoont, en eten voert, zal nooit haar naam vermeld zien. Maar elke ongewassen aap die met een bord: dat hij vóór dit, of tegen dat is, het verkeer verspert, ziet ’s avonds reeds zijn smoel op de tee vee. Toch goed dat er een God is.
Zijn tijdgenoot Willem Frederik Hermans was een zeer elitaire geest die bij de medemens voornamelijk domheid waarnam. Hij maakte die mentaliteit zichtbaar in tal van essays, die echter zelden op serieus onderzoek naar de feiten gebaseerd waren. Hermans moest zijn lectoraat aan de Groninger Universiteit opgeven toen was gebleken dat hij na het schrijven van een voortreffelijk studieboek jarenlang heel weinig van zijn baan had gemaakt. Hij liet zich fêteren in het Zuid-Afrika van de apartheid. Vooral uit zijn latere werk blijkt dat hij een conservatieve burgermansmentaliteit verwarde met een grote onafhankelijkheid van geest.
Toch – dat staat buiten kijf – behoren Reve en Hermans tot de top van de Nederlandse literatuur door alle eeuwen heen.
Of neem Yukio Mishima. Deze Japanse auteur schreef niet alleen magistrale romans maar leidde ook een jongerenmilitie die zich liet inspireren door het Japan van de jaren dertig en veertig. In 1970 bezette hij met zijn fanatici een basis, nam de commandant gevangen en riep de strijdkrachten op in naam van de goddelijke keizer de macht in handen te nemen. Toen die niet reageerden, pleegde hij seppuku. Hij sneed zich op rituele wijze de buik open en stierf ter plekke.
Toch: wie wil begrijpen hoe het geestelijk proces verloopt dat keurige jongeren tot terroristen maakt, neme Mishima’s Losgebroken Paarden ter hand, deel twee uit de serie De Zee van Vruchtbaarheid. Dat boek speelt in de jaren dertig en de hoofdpersonen willen met een spectaculaire moord het Japanse volk wakker maken zodat het de keizer in zijn oude eer herstelt. Losgebroken Paarden geeft daarmee inzicht in wat er met jonge moslims gebeurde, die ineens naar Syrië vertrokken.
De beste beschrijving van hoe het voelt tijdens de Eerste Wereldoorlog in een loopgraaf te liggen, vormt het begin van Reis naar het Einde van de Nacht door Louis-Ferdinand Céline. Velen beschouwen hem als de grootste Franse schrijver ooit. Daarvoor zijn argumenten te over. Toch was hij tijdens de bezetting van Frankrijk een overtuigd collaborateur die in 1944 voor de geallieerden naar Duitsland vluchtte. Ook daar schreef hij een magistrale – autobiografische – roman over Van het ene Kasteel naar het Andere.
Hij was een geheide jodenhater die daar in woord en geschrift uiting aan gaf, net als zijn generatiegenoot Robert Brasillach. Die laatste werd na de bevrijding als collaborateur gefusilleerd hoewel tal van bekende schrijvers voor hem om gratie hadden gevraagd. Zijn werk wordt nog steeds gewaardeerd. Zijn memoires – in 1943 verschenen onder de titel Notre Avant-Guerre – zijn zeer onderhoudend, al kom je er wel passages in tegen waarin bijvoorbeeld iemand wordt aangeduid als een fijnzinnig dichter, uiteraard antisemiet.
Als het om rechtse opvattingen gaat of wantrouwen tegen moslims en vreemdelingen, heeft trouwens ook de hedendaagse Franse schrijver Michel Houellebecq een reputatie te verliezen. Niettemin geldt hij in zijn land als een der grootsten.
Ezra Pound geldt als een van de allergrootste Amerikaanse dichters. Hij was zo’n bewonderaar van Mussolini dat hij in Italië ging wonen. Tijdens de Tweede Wereldoorlog probeerde hij met radiopraatjes de Amerikaanse soldaten te ontmoedigen. Zijn gesproken columns zaten vol antisemitische aantijgingen. Uiteraard kwam Pound na de nederlaag in het gevang en vervolgens in het gekkenhuis. Daar schreef hij een zeer belangrijk deel van zijn werk – The Pisan Cantos – dat met een hoge literaire prijs werd bekroond.
De Britse schrijver Evelyn Waugh produceerde een hele reeks briljante, vaak zeer komische romans, vol cultuurkritiek van hoogst conservatieve snit. Het bekendste werk uit zijn enorme oeuvre is Brideshead Revisited. Een heftiger reactionair is lastig te vinden, hoewel je het met het Verenigd Koninkrijk nooit weet en de essayist Malcolm Muggeridge hem na zijn bekering zeker naar de kroon stak.
Fjodor Dostojevski bleek na een periode Siberië veranderd in een onversneden zwaar gelovige reactionair die het autoritaire bewind van de Russische tsaren van harte steunde. Hij had niets tegen joden, verklaarde hij maar wel was duidelijk dat dit activistische volkje met de echte Russen in botsing moest komen. Zijn romans hebben na anderhalve eeuw niets van hun kracht verloren.
Dit is maar een kleine selectie uit het brede panorama van grote rechtse schrijvers. Blijft de vraag: waarom zijn ze zo ongelooflijk rechts?
Het antwoord is banaal: artistiek talent heeft weinig te maken met iemands visie op de samenleving. We zijn er hier in het Westen gewend aan geraakt de ontwikkeling daarvan voor een belangrijk deel te leggen bij externe factoren: opvoeding, omgeving, armoe, rijkdom. Kennelijk speelt de persoonlijkheidsstructuur een onderschatte rol. Politieke en godsdienstige voorkeuren wortelen maar al te vaak in de emotie. Pas achteraf worden ze voorzien van een min of meer rationele onderbouw bij wijze van rechtvaardiging. En opportunisten dan? Voor hen geldt: zoals de wind waait, waait mijn jasje. Dat heeft echter te maken met het gedrag naar buiten en niet met innerlijke overtuigingen. Die blijf je behouden ook al weet je ze nog zo goed te verbergen.
Alle hier genoemde schrijvers publiceerden geniale boeken. Je doet jezelf tekort als je hun werk links laat liggen. Met hun fictie – niet met hun essays of krantenartikelen – brengen zij iets naar buiten dat je misschien alleen maar een hogere waarheid kunt noemen. Je voelt dat terwijl je leest. Je wordt gegrepen door de taal. Je komt onwillekeurig tot diepere inzichten. De auteur grijpt je bij de keel. Je begint meer te begrijpen van je eigen leven en de mensen om je heen. Soms is er zelfs troost.
Dat is geen rationeel proces. Dat heeft te maken met de bijzondere sensatie die zo´n artistiek meesterwerk teweeg brengt. De politieke overtuiging van de auteur doet er niet toe, evenmin de manier waarop hij of zij in het dagelijks leven de medemens heeft behandeld. Er is geen enkele goede reden daarom zo’n meesterwerk terzijde te leggen of te veroordelen.
Een meesterwerk ter hand nemen is geen veilige of geruststellende bezigheid net zo min als het aanvangen van een academische studie. Boekhandels, bibliotheken en universiteiten zijn in essentie onveilige plekken. Je kunt er geschokt worden, geschoffeerd of zelfs in geestelijke paniek gebracht. Wie daar bang voor is, wie daar tegen wil worden beschermd, heeft in dergelijke instellingen niets te zoeken. Zij zijn immers bedoeld om de gebruikers te leren zulke sensaties en ervaringen te hanteren, niet om ze te vermijden en uit de weg te gaan.
Daarom is het ook zo´n slecht idee kunstwerken te beoordelen op de biografie van de makers. Natuurlijk is hun levensloop belangrijk. Je kunt iemand op grond van daden veroordelen maar het werk niet. Dat staat op zichzelf. De Nederlandse bioscoopbezoekers hebben tot nog toe de nieuwste met een César bekroonde film J’accuse moeten missen, omdat regisseur Roman Polanski van seks met minderjarigen wordt beschuldigd. Dit meesterwerk is alleen online te zien. Dat is verlies voor iedereen. Niemand schiet er iets mee op.
Daarom volgen activisten een vals spoor als zij zogenaamde veiligheid eisen en literatuur – net als alle andere kunstvormen – willen beoordelen op de achtergrond van de makers of passages die de toets van de hedendaagse welgevoeglijkheid niet kunnen doorstaan. Dat leidt alleen maar tot geestelijke verarming. Reken maar dat Reve een racist was. Dat maakt hem er als schrijver niet minder om. Als je de politieke of levensbeschouwelijke achtergrond van een groot kunstenaar bezwaarlijk vindt, is er maar één optie: je zult moeten leren er mee te leven.
Voor het overige ben ik van mening dat het toeslagenschandaal niet uit de publieke aandacht mag verdwijnen en de affaire rond het Groninger aardgas evenmin.