Schokkende desinteresse in de inhoud van onderwijsprogramma's bij ambtenaren en beleidsmakers
Als forensisch psycholoog en getuigedeskundige ben ik tijdens een strafproces natuurlijk alleen een getuige die geen belang heeft bij de uitkomst. De afgelopen vier jaar heb ik ervaren hoe het is om wel belanghebbende te zijn in een proces. Gelukkig geen strafproces, maar een bestuursrechtelijk proces.
Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I. bevestigt de aangevallen uitspraak; II. vernietigt het besluit van 20 juli 2012 van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, kenmerk DUO/OND-2012/48929M; III. herroept het besluit van 21 juli 2009 van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, kenmerk MO&S/BB/138553; IV. bepaalt dat de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap de opleiding ‘Forensic Psychology’ alsnog opneemt in Bijlage 1 van het Uitvoeringsbesluit WHW; V. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.”
Om deze uitspraak te begrijpen, moeten we terug naar 2006. In mei van dat jaar, presenteerde de tijdelijke parlementaire onderzoekscommissie TBS haar evaluatierapport met 17 aanbevelingen. Aanbeveling 15 had betrekking op het hoger onderwijs in de forensische psychiatrie en psychologie:
Aanbeveling 15: forensisch psychiatrisch onderwijs De commissie beveelt aan dat er binnen het Hoger Onderwijs beroepsopleidingen komen voor het werk in de forensische psychiatrie. Daarbij denkt de commissie zowel aan opleidingen op HBO-niveau als aan opleidingen op WO-niveau. De inhoud van de opleidingen moet aansluiten op de vraag en de praktijk in de sector.” (p. 125)
Uit de parlementaire evaluatie was gebleken dat er te veel jonge en ongekwalificeerde klinisch psychologen werkzaam waren in de TBS sector, wat resulteerde in een hoog personeelsverloop, hoog ziekteverzuim en ondermaatse risicotaxaties, leidend tot kritieke incidenten zoals recidive tijdens verlof. Onze sectie Forensische Psychologie aan de Universiteit Maastricht nam de uitdaging aan om een Engelstalige, 2-jarige Masteropleiding Forensic Psychology te creëren, gericht op het opleiden van specialistische forensisch psychologen. Naar onze mening is alleen een 2-jarige opleiding geschikt om de gespecialiseerde forensische kennis en vaardigheden op te doen. Deze mening werd gedeeld door het accreditatie panel van de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), dat een studieduur van twee jaar adviseerde voor ons programma.
Tot onze verbazing en ontsteltenis, werd door de toenmalige minister van Onderwijs, Ronald Plasterk, volledig voorbijgegaan aan het NVAO rapport. Hij besloot in juli 2009 dat alleen het eerste jaar van onze opleiding zou worden gefinancierd. Als motivatie voor zijn beslissing, verwees de minister naar een advies van de commissie Levelt van 25 oktober 2006, een advies dat echter geen betrekking had op de specialisatie in de forensische psychologie.
Eerlijk gezegd, kon ik de redenering van de minister totaal niet volgen, het leek een juridische truc om te voorkomen dat hij moest betalen voor een prima en zeer noodzakelijk onderwijsprogramma. Ik was vooral teleurgesteld omdat deze minister zelf een ex-hoogleraar was. De gevolgen van de beslissing van de minister voor de Universiteit Maastricht (UM) waren groot: we zouden niet betaald worden voor het onderwijs in het tweede jaar en we zouden ook de studiebeurzen dienen te betalen voor studenten die daar wettelijk recht op hebben. Zo begon dus de juridische strijd tegen het ministerie.
Ondanks de financiële onzekerheid, besloot de UM om te in september 2010 te starten met de masteropleiding. De sectie Forensische Psychologie had vertrouwen in de kwaliteit van het onderwijsprogramma en 22 getalenteerde studenten werden toegelaten. Het programma is zeer succesvol gebleken: het eindigde op de tweede plaats van alle masteropleidingen in de psychologie in de Keuzegids Hoger Onderwijs 2012 en verkreeg het kwaliteitszegel ‘Topopleiding’ in de Keuzegids Hoger Onderwijs 2013. Dit voorjaar hebben we ongeveer 100 aanmeldingen uit de hele wereld gekregen voor de 24 plaatsen.
Terug naar de rechtszaak. Het was geen verrassing dat we de beroepszaak bij de ambtenaren van het ministerie in 2010 verloren. Onze volgende halte was de bestuursrechter in Maastricht. Op 18 april 2012 werd de UM door deze rechtbank in het gelijk gesteld en het ministerie kreeg de opdracht om een nieuw besluit te formuleren in overeenstemming met de uitspraak van de rechtbank. Het ministerie nam echter exact dezelfde beslissing (geen financiering voor het tweede jaar), zonder enige nieuwe ondersteunende argumentatie. In de tussentijd ging het ministerie ook in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Maastricht bij de Raad van State. De Raad was onze laatste mogelijkheid.
Heb ik nog iets geleerd van deze slepende rechtszaak behalve dat ze mij hoofdpijn en slapeloze nachten bezorgd heeft? Ik leerde dat beleidsmakers/ambtenaren op het niveau van het ministerie van Onderwijs een schokkende desinteresse in de inhoud van onderwijsprogramma’s laten zien.
Tijdens twee van de rechtszittingen verkondigden de mensen van het ministerie de mening dat ‘het bedrijfsleven’ zou moeten betalen voor het tweede jaar. Het leek alsof ze niet eens de tijd genomen hadden om zich in de inhoud van onze masteropleiding te verdiepen! Het is nogal duidelijk dat geen van onze afgestudeerden zal eindigen in ‘het bedrijfsleven’. In de rechtbank heb ik daarop gezegd: “Wij leiden geen studenten op om CEO van een pindakaasfabriek te worden. Wij leiden mensen op om te werken in de forensische geestelijke gezondheidszorg, een sector die een grote maatschappelijke verantwoordelijkheid draagt en een grote behoefte heeft aan gekwalificeerde forensisch psychologen.”
Ik heb ook geleerd dat overheidsbeleid van korte duur en inconsistent is. Eerlijk gezegd vind ik het handelen van de overheid in dit dossier volstrekt onbetrouwbaar. De aanbevelingen van de parlementaire commissie van 2006, die alle werden overgenomen door het toen regerende kabinet, leken alweer ‘vergeten’ toen wij onze aanvraag in 2009 indienden bij het ministerie.
Tot slot ben ik zeer wantrouwend geworden ten opzichte van politici die beweren dat zij ‘excellentie in het Nederlandse hoger onderwijs’ belangrijk vinden: ‘Put your money where your mouth is’ . Alleen dankzij de vechtlust van de Universiteit Maastricht is dit uitstekende programma, dat bijna om zeep werd geholpen door ongeïnteresseerde bureaucraten, gered.
De echte winnaars in deze rechtszaak zijn de Master studenten in de forensische psychologie van de Universiteit Maastricht, en de patiënten die later aan hun zorg zullen zijn toevertrouwd.