De rechtbank in Brussel heeft geoordeeld dat de Belgische overheid binnen 30 dagen alle coronamaatregelen moet opheffen, of die voorzien van een wettelijke basis. Die maatregelen omvatten onder meer een avondklok, samenscholingsverbod, een mondkapjesplicht en sluiting van onder meer de horeca.
De rechtszaak was aangespannen door de Liga van Mensenrechten. Die vond dat de maatregelen niet op democratische wijze tot stand gekomen waren. De rechtbank ging daar woensdag in mee. De rechter heeft zich bij het vonnis nadrukkelijk niet uitgesproken over de inhoud van het pakket coronamaatregelen, alleen op de manier waarop die tot stand gekomen zijn, namelijk per ministerieel besluit door minister Annelies Verlinden van Binnenlandse zaken. Het parlement werd niet geraadpleegd.
Om de coronawet door te voeren heeft de Belgische overheid zich beroepen op de civiele veiligheidswet, een uit 2007 stammende rampenwet. Die is er gekomen na de gasexplosie in Gellingen in 2004 en is bedoeld om na een ramp snel maatregelen te kunnen nemen. Maar, zo oordeelde de rechter nu, die wet is bedoeld om in de eerste uren of dagen na een ramp snel te kunnen handelen. Daarvan is in het geval van de coronapandemie geen sprake. De Liga vond: ‘Nu worden ze al een jaar gebruikt om de meest fundamentele rechten die we hebben te beknotten.’
Het vonnis doet denken aan dat van de Haagse rechtbank na een zaak aangespannen door de complotsekte Viruswaarheid. De Liga erkent dat, maar wijst er nadrukkelijk op niet met de beweging van Willem Engel vergeleken te willen worden: ‘Wij zijn ervan overtuigd dat corona een zeer gevaarlijke ziekte is waartegen de overheid maatregelen moet nemen om ons te beschermen. Wij zijn ook geen antivaxers of non-believers. Het enige wat we vragen is een degelijke juridische basis voor de beperkingen van onze meest fundamentele rechten.’