Een volgende nieuwe beweging zal zich niet vooral binnen een bepaalde vleugel van het politieke spectrum gaan bewegen, maar zou ook een soort volksbeweging kunnen worden
21 maart 2018 zal in de Nederlandse politieke geschiedenis waarschijnlijk net zo een historische datum worden als 6 maart 2002 (de Gemeenteraadsverkiezingen waarbij Fortuyn in Rotterdam 34,7% haalde, slechts enkele maanden na de oprichting van de partij Leefbaar Rotterdam). De kans op de historische waarde wordt groter als de prominente politici in Nederland niet goed onderkennen wat er gebeurd is en verder gaan met hun aanpak “business as usual”.
Vanuit het uitgevoerde onderzoek en de analyses, die wij [1] hebben uitgevoerd, zal ik aangeven wat woensdag allemaal heeft laten zien en wat het betekent. Ten aanzien van de verschillende onderwerpen zijn aparte stukken/tabellen gemaakt, die op Peil.nl aan te treffen zijn en waar ik via links in dit artikel naar verwijs.
Dit zijn de belangrijkste conclusies:
De uitslagen van de lokale partijen zijn een sterke afwijzing van een steeds groter deel van het electoraat van de traditionele politieke partijen. En dat zal uiteindelijk ook bij de volgende Eerste en Tweede Kamerverkiezingen in de nabije toekomst steeds meer merkbaar worden.
Niet alleen in de gemeenten waar geen Gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden zijn de tegenstanders van de WIV sterker opgekomen, maar dat is ook het geval geweest in de gemeenten waar wel Gemeenteraadsverkiezingen zijn gehouden. Zonder het referendum had de opkomst bij de Gemeenteraadsverkiezingen circa 5% lager geweest en de uitslag ook anders! (Partijen met veel tegenstanders onder hun kiezers/veel jonge kiezers hebben van die combinatie geprofiteerd). Dit leidt tot een aantal belangrijke conclusies over hoe een referendum eigenlijk georganiseerd zou moeten worden.
Voor de PVV en DENK zijn deze uitslagen een belangrijke vooraankondiging van hun rol in de toekomst. Electoraal gezien lijkt de PVV in een glijvlucht naar beneden en DENK is “here to stay” met een potentie van 5 tot 7 zetels, namelijk het overgrote deel van kiezers in Nederland met een islamitisch geloof.
De uitslagen voor de meeste landelijke partijen zijn ook een vingerwijzing voor de uitslag over een jaar van de Eerste Kamerverkiezingen en de volgende Tweede Kamerverkiezingen.
Als de regering de uitslag van het referendum niet serieus neemt (opkomst meer dan 50% en 51% tegen) dan zullen ze daar bij de volgende verkiezingen een duidelijke weerslag daarvan ervaren. Maar dat zal niet alleen D66 betreffen.
De versplintering en de verdere stijging van de lokale partijen
Bij deze gemeenteraadsverkiezingen waren er meer mogelijkheden voor de kiezers om op landelijke partijen te stemmen dan vier jaar geleden. De PVV stond bij 25% van de kiezers op het stembriefje, DENK bij ruim 15%. D66 kon door 10% meer van de kiezers in Nederland gekozen worden dan 4 jaar geleden. En ook SP, 50PLUS en Partij voor de Dieren deden in meer gemeenten mee.
Desondanks haalde de lokale partijen 5% meer dan toen, waarbij na Rotterdam, nu ook Den Haag een lokale partij de grootste is geworden. Op de kaart van Nederland met daarop de grootste partij per gemeente afgedrukt, is goed te zien hoe prominent de kleur van de lokale partijen is. [2]
De VVD en het CDA scoorden beide 13,3%. Daarmee zet het CDA het patroon voort dat ze van gemeenteraads- tot gemeenteraadsverkiezing een lagere score haalt. (Vanaf 2002 waren de scores 20,5%, 16,8, 14,8, 14,4 en nu de laagste score ooit van 13,3). [3]
De VVD heeft met volle kracht (en met hoge media-uitgaven) premier Rutte ingezet bij deze verkiezingen. Een score van 13,3% is daarvoor dan een schamel resultaat. (Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2017 was het resultaat 21%). Dit was voor de VVD het op een na slechtste resultaat sinds Wiegel de leiding op zich nam van de VVD.
De PvdA haalde de slechtste uitslag ooit (hoewel wel wat beter dan bij de Tweede Kamerverkiezingen). Daar waar (relatief) nieuwe landelijke partijen meededen aan de verkiezing in de gemeenteraad, zoals DENK, 50PLUS, Partij voor de Dieren en Forum voor Democratie, werden door die partijen vaak 1 of meer zetels gehaald.
VVD+CDA+PvdA samen haalden met hun 34% amper meer dan alle lokale partijen bij elkaar, terwijl 40 jaar geleden de verhouding nog 70% tegen 10% was.
Maar om goed te begrijpen wat die scores van de lokale partijen eigenlijk betekenen en hoe scores van de PVV, FvD en die van de SP te interpreten zijn, is het belangrijk een relatie te leggen met de landelijke voorkeuren van de kiezers en hun stemgedrag op 21 maart jl. Daartoe is woensdag door ons gevraagd aan de kiezers: Wat zou u gestemd hebben als het vandaag Tweede Kamerverkiezingen waren geweest?. Dit stuk treft u hier aan: http://bit.ly/2IPrGDe.
De conclusies zijn:
De groep die niet op de traditionele middenpartijen stemt neemt steeds verder toe en zal steeds meer de uitslag van verkiezingen beïnvloeden.
De PVV verkeert in zwaar water en heeft geen echt uitzicht op een betere situatie
Dat Forum voor Democratie als goed alternatief wordt gezien en de “kampioen” kan worden voor deze categorie stemmers.
De SP veel last heeft gehad van lokale partijen.
DENK wordt een stabiele electorale factor met 3 tot 5% van het Nederlandse electoraat achter zich.
Het bijzondere effect van het Referendum op de opkomst van de Gemeenteraadsverkiezingen
Een van de interessante elementen van afgelopen woensdag was dat de uitslag van het referendum volledig anders was dan I&O (via De Volkskrant) en Ipsos (via EenVandaag) kort voor de verkiezingen hadden gemeten. Het gat tussen de voor- en tegenstanders was meer dan 13%. [4] Het verschil tussen voor- en tegenstanders was beduidend groter dan de 3% die ik op 11 maart jl. via Peil.nl vaststelde.
In werkelijkheid werd het aandeel tegenstemmers 3% groter dan het aandeel voorstemmers.
Allereerst mijn laatste uitgebreide analyse van het aanstaande referendum dat ik op 11 maart jl. publiceerde op Peil.nl.
“Er zijn grote verschillen bij voor- en tegenstemmers naar partij van voorkeur. Kiezers die de 21e voornemen om VVD, CDA of PvdA te gaan stemmen zullen in meerderheid voor stemmen. Kiezers op die dag van GroenLinks, Partij voor de Dieren, SP en PVV zullen in ruime meerderheid tegen stemmen. Maar de kiezers van D66, 50PLUS en de Lokale Partijen zijn verdeeld. Het zal met name van de keuzes van de kiezers van die partijen afhangen (zowel hun mate van opkomst als hun stemgedrag) of de balans bij het Referendum uiteindelijk in Voor of Tegen doorslaat.”
Dit was de tabel die ik erbij liet zien.
Wel gaf ik bij De Wereld Draait Door op 19 maart aan dat ik een meerderheid van voorstemmers verwachtte.
Dat uiteindelijk de Tegenstemmers nipt gewonnen hebben ligt vooral aan iets anders dan ik tot nu toe als verklaring heb gehoord. Het lag maar ten dele aan het feit dat het aandeel tegenstemmers in de laatste dagen voor de verkiezingen steeg. Vanuit mijn onderzoek werd daarmee hooguit ongeveer 5% overbrugt. Maar iets anders heeft een beslissende rol gespeeld, en dat was de factor “opkomst” maar wel op een voor Nederland nieuwe wijze. En dat is vast te stellen door het feit dat 7% van de Nederlandse kiezers in gemeenten woonden waar geen Gemeenteraadsverkiezingen waren. Als zij naar het stembureau gingen, was dat dus alleen om hun stem uit te brengen voor het Referendum. En in die gemeenten zagen we iets wat we ook bij het Oekraïne-referendum zagen. Tegenstemmers kwamen meer op dan Voorstemmers. Terwijl in de gemeenten waar wel Gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden het aandeel Tegenstemmers 2% hoger was dan Voorstemmers, was dat in de gemeenten waar geen Gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden 20% (met een ruim 20% lagere opkomst dan in plaatsen waar de Gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden). Nu kwam dat ten dele doordat Groningen en Leeuwarden in die laatste categorie vielen en in het hele Noorden, ook waar wel Gemeenteraadsverkiezingen waren gehouden, waren er meer Tegenstemmers dan Voorstemmers.
Om het effect daarvan uit te leggen: zeg dat in een gemeente de verhoudingen bij alle kiezers tussen voor en tegen 50-50 zijn. Stel dat van de Voorstemmers 27% opkomt en van de Tegenstemmers 33% dan is de opkomst 30% en stemt 60% Tegen en 40% Voor.
Maar het unieke in Nederland dit keer is, dat dit effect ook, maar in andere mate, is opgetreden in gemeenten waar ook Gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden.
Dat werkt op de volgende wijze:
Vooraf neemt bij Gemeenteraadsverkiezingen ruim 70% zich voor te stemmen. Uiteindelijk komt maar 50 à 55% op (dus ongeveer 20% van degenen die zich hadden voorgenomen te stemmen, komt uiteindelijk niet op). Dat hangt samen met een aantal factoren. Hoe belangrijk vindt men die verkiezingen, hoe zeker weet men welke partij men stemt, etc. Ouderen hebben meer het gevoel dat stemmen een recht is dan jongeren, etc. (Daardoor zien we altijd een hogere opkomst bij ouderen bij verkiezingen).
Afgelopen woensdag speelde het referendum een rol bij het impliciete of expliciete afwegingsproces om te gaan stemmen. Kiezers die tegen wilden stemmen bij het referendum waren gemotiveerder dan de voorstemmers (zoals ook bleek uit de gemeenten zonder Gemeenteraadsverkiezing). En dus zijn er woensdag nogal wat kiezers naar de stembus gegaan die vooral waren gemotiveerd door het referendum en dan nog met name vanuit het gevoel om de tegenstem te laten horen!
Dit zou per saldo de opkomst van de Gemeenteraadsverkiezingen met 5% hoger hebben doen eindigen dan het geval zou geweest zijn als het referendum niet gehouden zijn. Dat effect is mede te herkennen doordat dit keer meer dan anders jongeren zijn opgekomen bij de Gemeenteraadsverkiezingen volgens de analyse van iPsos. En die extra opkomst is per saldo voor 70% terecht gekomen bij de tegenstemmers en 30% bij de voorstemmers.
Maar daarnaast heeft die extra opkomst ook een effect gehad op de uitslag van de Gemeenteraadsverkiezingen! De partijen met vooral Tegenstemmers zullen daardoor een wat betere uitslag hebben gehaald dan ze anders zouden hebben gehaald als er geen referendum was gehouden. Per partij zal dat effect niet zo groot zijn geweest, maar hierdoor zijn er ongetwijfeld nogal wat Gemeenteraadszetels bij een andere partij terecht gekomen dan als het Referendum afgelopen woensdag niet was gehouden. Partijen als GroenLinks en Partij voor de Dieren hebben daar dus voordeel bij gehad en partijen als VVD en CDA nadeel.
Ik heb me vanaf het begin verbaasd dat we anno de 21 e eeuw niet op een inventievere manier met het referendum omgegaan zijn. Zowel de opzet als uitvoering was en is archaïsch (en ontzettend kostbaar) en met diverse onverwachte gevolgen (zoals bij het Oekraïne-referendum het effect van die 30% opkomst grens en afgelopen woensdag het effect op de opkomst en uitslag van de Gemeenteraadsverkiezingen.)
In 2003 heb ik o.a. gepleit voor het invoeren van een correctief referendum, maar dan wel op een moderne wijze, met inachtneming van het bestaande kiesstelsel. http://bit.ly/2G2bxg6.
Mijn redenering is dat onze volksvertegenwoordigers met een mandaat van ons hun werk doen. Maar dat als zijn vanuit dat mandaat iets doen wat door de meerderheid van de Nederlanders als ongewenst wordt beschouwd, ze gecorrigeerd kunnen worden. (Het mandaat is dus niet volledig onvoorwaardelijk).
En dat zou dan op de volgende wijze moeten gaan:
Nadat de Tweede en Eerste Kamer een wet hebben aangenomen, ligt het nog 1 maand open, voordat er een echt vervolg komt. Als in die periode minstens 500.000 mensen aangeven dat ze een Correctief Referendum willen houden, dan vindt dat referendum plaats. Die 500.000 kunnen zich via hun Digi-Id melden. Zij die daar niet over beschikken/geen gebruik van maken, kunnen dat doen door daartoe via een eenvoudige standaardprocedure een verzoek in te dienen bij hun gemeente.
Als er meer dan 500.000 mensen het referendum willen houden, vindt dat (snel) plaats. Maar op een geheel andere wijze dan nu. Het gaat er namelijk om te bepalen of er een meerderheid van Nederlanders is die vindt dat met deze wet de volksvertegenwoordigers niet de mening van de kiezer vertegenwoordigen.
Dat gebeurt dan op de volgende wijze:
Eerst wordt de helft van de opgekomen kiezers bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen bepaald plus 1. Laten we zeggen dat dit 5 miljoen is.
Kiezers hoeven alleen maar aan te geven of ze tegen die wet zijn, niet of ze voor zijn. Want het gaat er om te bepalen of er meer dan 5 miljoen tegenstanders zijn. Het aandeel voorstanders is irrelevant.
Het aangeven dat je tegen bent kan bij voorbeeld gedurende 2 weken via je Digi-Id (of fysiek stemmen in het gemeentehuis). Per dag wordt bekend gemaakt hoeveel de stand is (hoeveel mensen dus aangegeven hebben dat ze tegen zijn).
Als na die periode van 2 weken er minder dan 5 miljoen mensen tegen hebben gestemd gaat de wet door en anders wordt deze ingetrokken.
Dit is een aanpak die enerzijds transparant is en anderzijds beduidend goedkoper uit te voeren is dan met bijna 10.000 stembureaus en meer dan 30.000 medewerkers. En de kiezer hoeft daar ook niet voor naar een stembureau. Plus dat de “opkomst’ geen vreemd effect heeft op de uitslag en er ook geen effect is op de uitslag van andere verkiezingen als ze wel gelijk worden gehouden.
Ik besef dat de reden dat het referendum weer is afgeschaft in Nederland ligt aan het feit dat politici, met name als ze in de regering zitten, het lastig vinden via een referendum in de wielen gereden te worden door kiezers. Die moeten gewoon, volgens hen, één keer per vier jaar stemmen en verder weinig van zich laten horen. Maar het zal onvermijdelijk zijn dat in de toekomst, als ons huidige stelsel nog verder last krijgt van opstandige burgers, die in hun electoraal gedrag het de bestaande bestuurders steeds lastiger maken, er vormen moeten gevonden worden om de kiezer een rol te laten spelen bij belangrijke keuzes tussen verkiezingen in. En daartoe zijn dan betere manieren mogelijk dan het drukken van 12 miljoen stembiljetten, het stemmen met het rode potlood, de inschakeling van 30.000 a 40.000 medewerkers en de fysieke verplaatsing van miljoenen mensen naar het gemeentehuis, school of verzorgingshuis etc.
Daarbij komt nog een belangrijk punt n.a.v. de uitslag van afgelopen woensdag. Als de regering op dezelfde wijze reageert als na de vorige twee referenda, met wat kosmetische aanpassing, bovenop het afschaffen van het referendum dat ze al hebben besloten, dan zal de groep die niet op de traditionele partijen stemt, alleen nog maar verder groeien. En zal daardoor de bestuurbaarheid van het land verder bemoeilijkt worden. Daarbij kan zich een beweging voordoen, die anders is dan wat we zagen met de PVV (en wat zich al voor aankondigde met Fortuyn in 2002, zowel gemeentelijk als landelijk). Een volgende nieuwe beweging zal zich niet vooral binnen een bepaalde vleugel van het politieke spectrum gaan bewegen, maar zou ook een soort volksbeweging kunnen worden. Een beweging met electorale potenties die wel eens naar een score kan groeien van proporties die de traditionele partijen al lang niet meer hebben gehaald. En we hoeven niet buiten Europa te kijken om te zien dat deze patronen zich al voordoen.
De relatie tussen stemkeuze en een serie demografische kenmerken en mediagebruik.
Zoals bij iedere verkiezing vragen we aan de meer dan 10.000 ondervraagden op de dag van de verkiezing naar een serie relevante achtergrond kenmerken. Die brengen we in verband met het stemgedrag van die verkiezing. Dat betreft dan niet alleen de standaard demografische kenmerken, maar ook allerlei andere kenmerken waarvan het interessant is om te zien welke relatie er is met het stemgedrag. (Dat hoeft absoluut geen oorzakelijk verband te zijn, maar is interessant om te weten).
Op basis van het onderzoek en de geconstateerde uitslagen, die in dit stuk staan vermeld, is dit de landelijke peiling voor de Tweede Kamer. De grootste partij van Nederland, de VVD, scoort nu 16% en er is een middengroep van 7 partijen. De PVV scoort daarbij de laagste score in ruim 10 jaar. DENK staat nu op 5 zetels en is daarmee vrijwel even groot als de ChristenUnie.
[1] Deze analyse kwam tot stand dankzij de medewerking van Dennis Brouwer en Arjan de Kok
[2] Deze kaart komt van de informatieve site www.verkiezingensite.nl van het Nederlands Dagblad met een prachtige userinterface
[3] Tweede Kamerverkiezingen laten minder goed de basistrend van het electoraat zien, omdat daarbij de strijd om wie de premier levert, daarbij een belangrijke rol speelt (Zie de uitslag van 2012 met de strijd tussen Samsom en Rutte, waardoor VVD en PvdA fors stegen en de andere partijen daalden). De Gemeenteraadsverkiezingen laten wat dat betreft een zuiverder beeld zien van een nationale, waarbij het CDA wel een voordeel heeft aan het feit dat de opkomst 20 a 25% lager is dan bij Tweede Kamerverkiezingen.
[4] Ik heb niet alleen kritiek op de metingen van I&O en Ipsos. I&O had een rapport ( http://bit.ly/2GpS2h7 ) over de gemeenteraadsverkiezingen wat de belangrijkste trends goed aangaf. En Ipsos heeft in de 6 gemeenten op de verkiezingsavond een heel goede exitpoll uitgevoerd.