Vandaag presenteerde een aantal ontevreden PvdA-leden hun manifest ‘Met vertrouwen linksom’. Daarmee roepen ze hun partijgenoten op niet langer in te stemmen met ‘de heersende, neoliberale ideologie’.
In het binnenkort te verschijnen Liberalisme, het verhaal van een idee verhaalt Edmund Fawcett van de ontstaansgeschiedenis van het liberalisme en de ontwikkeling die het gedachtegoed sindsdien heeft doorgemaakt. Fawcett beschrijft hoe de term neoliberalisme in 1938 werd gelanceerd door een groep bezorgde liberalen, die in Parijs onder leiding van Walter Lippmann bijeen kwam om te debatteren over alles wat het liberalisme in die onrustige tijd bedreigde. Het liberalisme stond in een slecht daglicht, omdat velen het met zijn laissez-faire politiek medeverantwoordelijk achtten voor de crash van 1929. Fawcett:
Volgens Lippmann worstelde het liberalisme met zichzelf, omdat het intellectueel op een dood spoor was beland. Door vast te houden aan een puristische laisser-fairedoctrine had het de collectivisten de fakkeldragers van de vooruitgang laten worden. De liberale uitdaging was om die fakkel weer zelf over te nemen. (…) De meeste deelnemers aan het Lippmann Colloquium waren het eens met Lippmanns belangrijkste idee dat het afgelopen was met het doctrinaire liberalisme en dat er een nieuw liberalisme nodig was. Als naam voor dat alternatief nam het colloquium het voorstel over van de Duitser Alexander Rüstow: ‘neoliberalisme’.
Hoewel er onenigheid bleef over wat dat neoliberalisme nou precies inhield, was in ieder geval duidelijk dat het pure laissez-faire kapitalisme overboord werd gezet en de staat een rol in de economie kreeg toebedacht. Onduidelijk bleef waar dan precies de grens tussen staat en markt zou moeten liggen, aldus Fawcett.
Was neoliberalisme in eerste instantie een poging om het liberalisme met een wat grotere rol voor de staat te verzoenen, tegenwoordig wordt er door de critici juist eerder een terugtredende overheid in gezien. Ook de opstellers van Met vertrouwen linksom geven daar blijk van:
De oorzaken liggen vooral in de neoliberale politiek van dereguleren en ongelimiteerde marktwerking.
Zowel bij de zorg als bij het gasdebat, maar ook bij het leenstelsel, de voortdurende aantasting van onze burgerrechten, en allerlei maatregelen vallend in het dogma ‘kleinere overheid’, doet onze PvdA nog steeds mee met de heersende, neoliberale ideologie.
Onze bevinding (is) dat het ‘neo’ in neoliberalisme niet moet worden begrepen als ‘nieuw’ maar als ‘hernieuwd’. Het staat daarmee voor het herstel van het liberalisme. (…) Wie neoliberalisme beschouwt als een periode van het liberalisme waarin klassiek-liberale waarden verdedigd moesten worden tegen links en rechts totalitarisme – en een overtuigende alternatieve interpretatie hebben wij nog niet gehoord -, kan de term niet met goed fatsoen gebruiken om er de vergaarbak aan hedendaagse verschijnselen mee aan te duiden waartegen critici al dan niet terecht ageren als uitingen van ‘neoliberalisme’.
Een hernieuwd liberalisme, maar dus in wezen hetzelfde liberalisme. VVD-leider Mark Rutte laat zich graag fotograferen voor het schilderij van het kabinet van de laatste liberale premier die Nederland voor hem gekend heeft: Pieter Cort van der Linden. Reden voor journalisten Rutger Bregman en Jesse Frederik om in hun essay voor de maand van de filosofie Waarom vuilnismannen meer verdienen dan bankiers eens na te gaan of er echt van hetzelfde liberalisme sprake is. Volgens de schrijvers niet:
Van der Linden zou zich omdraaien in zijn graf bij het zien van Rutte’s liberalisme. (…) De partijen die zich tegenwoordig liberaal noemen, doen precies het tegenovergestelde van waar hun voorvaders lang geleden voor pleitten.
De vrije marktorde is in economische zin de uitdrukking van het liberale uitgangspunt dat het individu zoveel mogelijk naar eigen keuze over zijn lot moet kunnen beschikken. Een vrije markt biedt de meest efficiënte toedeling van arbeid, kapitaal, goederen en diensten en is een voorwaarde voor een optimaal welvaartsniveau.
De liberalen in die tijd waren daarom een voorstander van het tegengaan van ‘onverdiend inkomen’. Ze pleitten voor het afschaffen van het erfrecht, en wilden daarnaast inkomen uit grond, bezittingen, patenten en financiële speculatie tegengaan. De mensen die zo aan hun geld kwamen waren parasieten, beperkten de vrijheid van anderen en dienden daarom bestreden te worden.
Dus al decennia voor de uitvinding van de term neoliberalisme pleitten de Nederlandse liberalen ervoor dat de staat ingrijpt in de economie. Maar er is wel een verschil met de ideeën die de zelfverklaarde neoliberalen daar later over ontwikkelden. Waar de Nederlandse liberalen onder leiding van Cort van der Linden wilden ingrijpen om de negatieve kanten van het kapitalisme te bestrijden (net als veel linkse partijen nu), zagen de neoliberalen van een aantal decennia later de staat eerder als een instrument om de vrije markt juist te versterken.
Daarmee beschouwen zij in feite de staat als dienstbaar aan de economie. In plaats van de economie als middel ten bate van een bloeiende samenleving. Voor klassieke liberalen, van Adam Smith (die niet The wealth of nations , maar The theory of moral sentiments als zijn magnum opus zag) tot Pieter Cort van der Linden, was het ondenkbaar om het economische zo centraal te stellen in hun denken over de samenleving.
Het is afkeer van dat centraal stellen van het economische dat alle critici van het ‘neoliberalisme’ met elkaar verbindt. De VVD is veel meer dan hun voorgangers de partij van de ondernemers geworden. Dat de PvdA nog leden heeft die zich daar tegen willen afzetten, vind ik begrijpelijk. Welk label ze er ook voor gebruiken.
Maarten van den Heuvel schreef het boek ‘Vrijheid, gelijkheid, broederschap. Oude waarden in nieuwe tijden’, dat werd geselecteerd voor de longlist voor de Socratesbeker 2015, de prijs voor het meest urgente, oorspronkelijke en prikkelende Nederlandstalige filosofieboek. Volg Maarten van den Heuvel ook op Twitter