Propaganda van de varkenshouders in de Volkskrant
• 29-07-2014
• leestijd 3 minuten
In vergelijking met die Goliaths is de arme Nederlandse varkenssector een Calimero
Onlangs kreeg de voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders een ruim podium in de Volkskrant om reclame te maken voor haar business. De interviewer schreef het kritiekloos op. Onderstaande ingezonden brief wilde de Volkskrant niet plaatsen. in de tussentijd draaide de kadaverophaaldienst overuren vanwege de varkens die door de hitte stierven in te krappe hokken.
In V Zomer van zaterdag 19 juli schetst de nieuwe voorzitter van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders (NVV), Ingrid Jansen, een rooskleurig beeld van de varkenshouderij in Nederland. Dat interview vond ik om diverse redenen opmerkelijk.
Mevrouw Jansen stelt dat Nederlandse varkens hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen. Natuurlijk gedrag is o.a. buiten rennen en wroeten, paren zonder spuit, in het stro liggen, een kuil graven als de biggen komen. De lezer hoeft maar afbeeldingen van “varkensstal” te googlen om in één oogopslag te zien dat onze varkens dit allemaal niet kunnen in hun veel te krappe hokken. Denk maar aan de fokzeug die klem ligt tussen metalen stangen. Maar daar heeft mevrouw Jansen een antwoord op: “Denk je dat een zeug zoveel biggen zou krijgen als ze het niet naar haar zin had?” Het doorfokken op zoveel mogelijk biggen per worp en het toedienen van hormonen is ze even vergeten.
Mevrouw Jansen zegt dat ze niet praat over bio-industrie, want ‘dat bestaat niet’. Ze heeft het liever over ‘hoog-productieve veehouderij’ – een fraai klinkend eufemisme voor dezelfde verziekte bedrijfstak die uitblinkt in wetsovertredingen. Bio-industrie, zegt mevrouw Jansen, is een term van ‘gevestigde organisaties’ als Wakker Dier, Varkens in Nood en de Partij voor de Dieren met hun uitgekiende marketingcampagnes. In vergelijking met die Goliaths is de arme Nederlandse varkenssector een Calimero.
Maar het meest opmerkelijke is dat de interviewer haar geen weerwerk geeft ondanks vele flagrante nonsens, zoals dat de kunststof roosters onder de zeugen “diervriendelijk” zijn (Google afbeeldingen op “zeugen kunststof roosters” en kijk zelf hoe diervriendelijk dat is). De interviewer reageert vrijwel kritiekloos en geeft daarmee een wijdopen podium voor de PR-taal van de varkenssector, die volgens mevrouw Jansen volledig subsidievrij draait (EU-landbouwsubsidie), maar waar wij intussen allemaal onvrijwillig aan meebetalen in de vorm van onder meer bodem- en watervervuiling, fijnstof, dierziekten, ruimingen en CO2-uitstoot.
Dierenwelzijn in Nederland heeft zo’n goed peil; men komt zelfs uit Korea om te zien hoe goed Nederlandse varkensboeren voor hun dieren zorgen. Dat lijkt wel extreem naïef, denkend aan de moraal t.a.v. dieren in landen als Korea. Veel waarschijnlijker is dat men daar wil leren hoe je zo goedkoop mogelijk zoveel mogelijk vlees produceert, een kunstje waarin Nederland wereldwijd koploper is. Vol trots vertelt mevrouw Jansen dat wij twee keer zoveel biggenvlees per zeug produceren als waar ook ter wereld. En weer zwijgt de interviewer.
Mevrouw Jansens motto is: staldeuren wagenwijd open, zodat consumenten kunnen zien waar hun eten vandaan komt. Dat vind nou een goed idee! Ik stel voor dat we bij de schappen in de supermarkt, naast het varkensvlees, foto’s ophangen uit de varkensstallen waar de dieren leefden. Dan zien consumenten meteen waar hun voedsel vandaan komt. Gezien haar streven naar openheid kan mevrouw Jansen het hier alleen maar mee eens zijn, zou ik denken. Maar zeker weten we dat niet, want ook die vraag heeft De Volkskrant haar niet gesteld.
Ingrid Jansen noemt varkens leuke, slimme dieren. Dat zijn ze inderdaad, maar God verhoede dat ik ooit een pleitbezorger nodig heb die me op dezelfde manier leuk en slim vindt.