Steeds meer mensen in Nederland schrijven een academisch proefschrift. Er worden in ons land circa 5.000 proefschriften per jaar verdedigd. Dat is ongeveer tweemaal zoveel als in het jaar 2000. Veel van deze promovendi kampen met zware problemen. Een inkijkje in hun situatie.
“Depressie en burn-out zijn schering en inslag.” Afgelopen maand haalden 80 Vlaamse onderzoekers in een open brief in tijdschrift Knack wetenschappelijk onderzoek aan, dat stelt dat 1 op 3 promovendi “mentale welzijnsproblemen riskeert.” Wie promoveert “heeft bijna 2,5 keer meer kans op mentale welzijnsproblemen dan hoogopgeleide mensen die een niet-academische functie uitoefenen.”
Dit strookt met eerdere bevindingen uit verscheidene landen. De geestelijke gezondheid van ongeveer een derde van degenen die werken aan een proefschrift is in gevaar, zo blijkt keer op keer. Dat gaat vaak mis. Vorige maand zei circa 5% van de promovendi aan de Universiteit van Amsterdam met depressie te kampen. Daarnaast had een flink aantal last van angstaanvallen of van een burn out.
Dit kan deels komen doordat promovendi tevoren al gevoeliger waren voor psychische problemen. Maar veel onderzoek wijst op negatieve effecten van werkdruk, hetgeen suggereert dat de causaliteit grotendeels andersom loopt. Overigens komt er in landen waar promovendi een nog lager salaris krijgen (of helemaal geen, of zelfs moeten betalen) wellicht ook nog schuldenproblematiek bij.
Uitverkoren
Wat maakt het werk van een promovendus zo zwaar? De initiatiefnemers van Science in Transition , die de wetenschap willen hervormen, formuleren het zo: “De promovendus zit in een rat race en de meesten zijn bereid zich uit de naad te werken (…). Onderzoekers in opleiding (…) zijn sinds dertig jaar ook de goedkope arbeidskrachten die het meeste (vaak heel basale) onderzoekswerk doen.”
Promovendi zitten klem vanwege de enorme concurrentie. Rutger Bregman vatte het in 2013 in De Correspondent in twee zinnen samen: “Een wetenschappelijke vervolgcarrière zit er meestal niet in. 80 procent van alle promovendi wil aan de universiteit blijven, maar voor 80 procent is er uiteindelijk geen plek.” De Vlaamse brandbrief telde 50 vacatures voor universitair docent op 2.816 promovendi.
Dit komt overeen met de Nederlandse situatie. Bovendien is er een duidelijke trend om de uitverkoren universitair docenten geen vast contract meer te bieden. In 2003 was 15% van hen tijdelijk in dienst, in 2016 liefst 31%. Van alle wetenschappers had in 2003, promovendi meegerekend, 53% een tijdelijk contract. In 2016 was dit gestegen tot 61% (zonder promovendi 41%), veel meer dan buiten academia.
Darwiniaans
Een van de weinige manieren om een vast contract in de wacht te slepen is via een onderzoeksbeurs. Veel onderzoekers komen niet aan het aanvragen ervan toe, of achten zich bij voorbaat kansloos. Van de selecte groep die wel een beurs aanvraagt wordt bij de belangrijkste financier, NWO, zo’n 86% afgewezen. De laatste jaren is een beurs bovendien geen garantie meer voor een vaste aanstelling.
In de woorden van Science in Transition : “Het gevolg is dat er enorme aantallen postdocs in tijdelijke banen ‘geparkeerd raken’ die nauwelijks uitzicht hebben op een door hen (ooit) fel begeerde positie als onderzoeksleider. Je kunt het goed vergelijken met het pad dat iemand moet afleggen om partner te worden bij een adviesbureau of advocatenkantoor.” Maar dan zonder prettige arbeidsvoorwaarden.
Velen worden internationale academische huurlingen, die steeds van hot naar her trekken voor werk van korte duur. Dit onzekere professionele bestaan benadeelt ook vrouwelijk talent, aldus de Vlamingen: “wie man en ongebonden is heeft meer kans te gedijen in dit Darwiniaans klimaat. Jonge moeders zullen proportioneel gezien het minste kans krijgen om door te stoten naar een vast docentschap.”
Deze rat race kan moeilijk los worden gezien van jarenlange bezuinigingen. Het Rathenau Instituut constateert dat onze overheid tussen 2010 en 2021 niet het afgesproken investeringsniveau haalt. Met als gevolg steeds minder geld voor onderwijs en onderzoek, en voor personeel dat dit moet verzorgen. Niet alleen doet dit studenten tekort, maar ook komt wetenschappelijk talent niet meer aan de bak.
Een deprimerende stand van zaken.
Het genoemde aantal verdedigde proefschriften is afkomstig van het Centraal Bureau voor de Statistiek . Het rapport waar zowel de Vlaamse brandbrief als ikzelf uit put is “De mentale gezondheid van doctorandi in Vlaanderen,” een onderzoek onder leiding van Katia Levecque van de Universiteit Gent, gepubliceerd in 2016. De gegevens over promovendi aan de Universiteit van Amsterdam komen uit het “Report on the annual doctoral candidate survey 2017” van de “Central PhD Council” de dato 12 februari 2018. De cijfers omtrent vaste en tijdelijke contracten heb ik berekend op basis van gegevens die vrij beschikbaar zijn via de website van het Rathenau Instituut. De honoreringspercentages voor de drie belangrijkste persoonlijke wetenschappelijke onderzoeksbeurzen (Veni, Vidi en Vici) staan op de website van NWO.