De Nieuwe Kamervoorzitter Bosma is zijn werkzaamheden begonnen met het voorlezen van een gedicht. En wel een gedicht van Gerard Reve. Waarom juist Reve? Geloof mij, die keuze maakte Bosma niet voor niets.
Het een en ander bracht bij mij een soort van déjà vu tot stand. Toen Bram Peper 15 jaar burgemeester van Rotterdam was, gaf hij een feest. Daarop was Gerard Reve met stip de hoofdgast. Gerard sprak toen de memorabele woorden: “Bram is een fatsoenlijk man. Beslist geen socialist!”
Dat laatste had Gerard pijnlijk goed gezien. Inmiddels weten wij immers dat de Joop den Uyl-lezing die Wim Kok hield op 11 december 1995 in De Rode Hoed in Amsterdam, de beruchte “Ideologische Veren”-lezing, geschreven is door ghostwriter Bram Peper. De sleutelzin daarvan luidde: “Het afschudden van de ideologische veren is in bepaalde opzichten een bevrijdende ervaring.”
Bevrijdende ervaring? De Leer van de Sociaal-Democratie overboord? Joop den Uyl, tot wiens eerbetoon zo’n lezing wordt gehouden, de man van de spreiding van kennis, inkomen en macht, moet zich in zijn graf hebben omgedraaid.
Wij weten inmiddels ook dat die ‘Ideologische Veren’-mantra aan Bram was ingefluisterd door zijn toenmalige levenspartner Neelie Kroes, de marktfundamentaliste! Beslist geen socialiste! Geen wonder dat de PvdA sindsdien zo gekelderd is.
Wat de vriendschap tussen die twee mannelijke Beslist Geen Socialisten Reve en Peper betreft: die heeft uiteindelijk geresulteerd in Brieven aan Bram P. 1987-1999.
Op zijn interesse in poëzie heb ik toentertijd Bram Peper aangesproken. En wel met mijn voorstel om de raadsvergaderingen met een gedicht te beginnen. Dat voorstel nam hij zonder meer over. Ik hoefde niet eens een motie in te dienen. Beslist Geen Socialist Peper was Beslist Geen Socialist Bosma ver voor!
Een tijd lang heeft toen, eentje per vergadering, ieder raadslid enthousiast zijn favoriete gedicht voorgelezen. En die gedichten zijn vervolgens gebundeld en fraai uitgegeven. Het boekje heeft nog jarenlang als relatiegeschenk van de gemeente Rotterdam gediend. Totdat de voorraad op was.
Maar Peper was niet de enige politicus onder invloed van Gerard Reve. Pim Fortuyn was het ook. Pim en ik waren begin jaren negentig beiden verbonden aan de Erasmus Universiteit.
Op zekere dag werd ik door hem in mijn kamertje in de hoogbouw (H 16-23 ) bezocht. En dat had de volgende reden. Docent criminologie was toen mijn baan, maar in mijn vrije tijd was ik redacteur van het literair maandblad Rotterdams Mooi. Pim had een fraaie roze met goud bedrukte enveloppe bij zich – zijn broer had een enveloppenfabriekje – en daarin bevonden zich een aantal gedichten van zijn hand, die hij gepubliceerd wenste te zien.
De invloed van Reve op Pims poëzie was overduidelijk. En wel de Meedogenloze Jongens-lyriek. Onder invloed van Markies Reve – Reve noemde zich zo n.a.v. Markies de Sade – was er in die gedichten bijzonder veel bejubeling van meedogenloze spanking op jongensbillen...
Ik bracht die gedichten op de redactievergadering in. Die bestond toen behalve mijzelf uit Jana Beranová, Peter Bulthuis en Rien Vroegindeweij. De redactie zag er niks in. En het was aan mij om deze pijnlijke boodschap aan Pim over brengen. Wat onze onderlinge verhouding niet heeft bevorderd. Integendeel. En dat had grote gevolgen.
In 2002 marcheerde Pim met de (afgescheiden) rechtervleugel van mijn Stadspartij, de gemeenteraad in. Onderweg had die rechtervleugel zijn omvang kolossaal weten te vermenigvuldigen tot liefst 17 zetels. Ik bleef met 1 zetel eenzaam achter. Wel met het roze en gouden poëzie-envelopje Erotica, dat wel. Dat mocht ik van Pim houden.
In het kielzog van zijn grote voorbeeld Pim Fortuyn, heeft ook diens tovenaarsleerling Thierry Baudet zich aan de dichtkunst weten te vergrijpen. Dat gebeurde in de Tweede Kamer bij de Algemene Beschouwingen in 2018. Baudet droeg toen het gedicht “Oneindig wakker” van Menno Wigman voor uit diens bundel “Slordig met geluk”. Dat gedicht eindigt zo:
... mooie dingen, mooie dingen allemaal, de treinen waarin ik gezoend heb, het zachte golven van dranklokalen, een meisjeskamer die naar adel geurt, het woord dat geen dag zich herhaalt, o, mooie dingen , en mijn mond benoemt het voor ik me met het domme zwart verzoend heb.
Die laatste regel had Baudet bruut vervangen door een van eigen makelij: En mijn mond benoemt het voor ik me met de rituele schijndebatten hier verzoend heb.
Het werd aanhoord.
Nederland, laat u uw poëzie toch niet gijzelen door poëtasters! Besef dan toch dat aldus óók uw democratie gegijzeld wordt! Gedenk de regel van Lucebert: “de lyriek is de moeder van de politiek”!
Laat ons het Parlement in ere herstellen. Laat het weer zijn, wat het hoort te zijn; het bruidsbed van de democratie, de landsvergadering van het weloverwogen woord!
Naschrift:
Zowat een haf jaar geleden kreeg ik zowaar een bod op het envelopje. Van een gefortuneerde Fortuynist. Een ton! Ik heb toen geantwoord dat het niet te koop was. En dat het naar het Literatuurmuseum gaat. Kreeg ik prompt een e-mail: Je ontpopt je als typisch een Rotterdammer. Een echte zakenman. Je drijft de prijs op! Zou ik ook doen! O.K., vier ton! Daar heb ik op geantwoord dat je tegenwoordig voor vier ton nauwelijks een fatsoenlijk huis koopt in Rotterdam. Duswat is dat nou voor bod! Forget it, Fortuynist!
“Wat?”, hoor ik daar nu plots mijn innerlijke stem zeggen “Waar is nu plotseling je Literatuurmuseum – standpunt, meneer K.? Wat als die Gefortuyneerde 8 ton gaat bieden of zelfs een miljoen? Die zakenman bulkt van het geld. Is dan je standpunt dan nog zo onwrikbaar.? Ga je dan toch door de bocht? Ben je uiteindelijk enkel maar een soort Pieter Omtzigt, althans Beslist Geen Socialist?