Over de vraag of ik het waard ben om D66-politici te bekritiseren ga ik dit weekend nadenken.
Ik moet eerlijk bekennen dat ik stikjaloers ben op de interne D66-commissie die het verlies bij de laatste Kamerverkiezingen onderzocht, want hoewel ik de afgelopen jaren niet moe werd boosaardige columns te publiceren over dat wijsneuzerige partijtje, formuleerde ik nimmer zo scherp wat er mis is als deze commissie.
In een staat van toenemende verrukking, ongeveer zoals een Argentijnse voetbalfan een doelpunten-compilatie van Lionel Messi bekijkt, las ik gisteren op telegraaf.nl – een slechte gewoonte, deze site, zeg ik zelfkritisch – het artikel onder de kop: ‘Pijnlijk intern onderzoek D66: partij ‘te woke’ en nieuw leiderschap Kaag teleurstellend’.
Woorden schieten ondergetekende ploeter-schrijver tekort om zijn bewondering uit te drukken voor bijvoorbeeld deze formulering: ‘In de omgang met andere politici hebben D66’ers vaak de neiging om gelijk te halen op de waarheid, zoals die van wetenschappers en rechters, in plaats van op waarden en politieke ideologieën’.
Exact deze zin had ik willen gebruiken in een van mijn stukken, maar de pijnlijke waarheid is dat hij niet in mij opkwam. Ook mooi: ‘D66 is zelf een taal gaan spreken die veel mensen ervaren als moralistisch, vervreemdend en uitsluitend, dat is strijdig met een agenda die gericht is op inclusie.’ Helaas haalde ik dit niveau nooit.
Over de vraag of ik het waard ben om D66’ers te bekritiseren ga ik dit weekend nadenken. Waarschijnlijk bied ik volgende week op deze plek politici als Sjoerd Sjoerdsma, Sigrid Kaag en Rob Jetten mijn verontschuldigingen aan. ‘Sorry, beste Democraten, jullie kregen de criticus die jullie verdienden, het is pijnlijk maar waar.’