Een kwart eeuw na de massamoord op de bevolking van de door Nederlandse blauwhelmen beschermde enclave Srebrenica wonen overlevenden nog steeds in vluchtelingenkampen. The Guardian schetst een ontluisterend beeld van mensen die door de internationale gemeenschap in de steek zijn gelaten. Het verslag geeft ook een andere kijk op de door rechtse partijen in Nederland vaak geroemde ‘opvang in de regio’.
De verslaggever van The Guardian bezocht een kamp van ‘tijdelijke’ woningen nabij Tuzla in Bosnië. Er wonen honderden overlevenden die daar aanvankelijk ‘tijdelijk’ waren ondergebracht. Die tijdelijkheid ontneemt hen ook zicht op een toekomst. Zelfs de paspoorten die ze toegewezen krijgen zijn ‘tijdelijk’, vertelt een vluchteling. Daardoor is het vrijwel onmogelijk om plannen voor de toekomst te maken.
“Ze hebben ons in de steek gelaten,” zegt een 25-jarige bewoner die als baby van een paar maanden oud uit Srebrenica moest vertrekken en sinds die tijd in ‘tijdelijke’ opvang in de regio woont. Het Servische leger, onder leiding van oorlogsmisdadiger Ratko Mladić, vermoordde mee dan 8000 mannelijke inwoners van Srebrenica. De Nederlandse regering maakte na 20 jaar in 2015 excuses voor het laten afvoeren van de mannen door de Serviërs.
De drie jaar durende oorlog dwong 2 miljoen mensen hun huizen in de steek te laten. Naar schatting zo’n 100.000 van hen zijn nog steeds ontheemd. 7000 van hen wonen in ‘tijdelijke’ opvangkampen. Een groot deel van hen is werkloos, degenen die werk hebben verdienen over het algemeen zeer weinig. Ze zijn niet in de enige vluchtelingen in Bosnië. Syriërs en Afghanen zoeken in het land een veilig onderdak. In de praktijk moeten ze op straat slapen.